De evolutie van de computergestuurde telescopen
CAT? GoTo? PushTo?
Eind jaren’80 doken de eerste berichten op over amateur-astronomen met een flinke kennis van elektronica, die er in slaagden hun telescoopmontering automatisch aan te sturen. De term CAT werd toen gebruikt: Computer Aided (of soms “Assisted”) Telescope.
Al snel werd dat idee ook opgepikt door de grote telescoopproducenten: de befaamde LX200 van Meade –uit 1992- was daarin dé grote pionier (wist u trouwens dat één der allereerste modellen in België gekocht werd door koning Boudewijn, kort voor zijn dood?). Zowel via de handbediening als via een connectie met de computer kon de kijker zelf zijn weg vinden aan de hemel.
Natuurlijk moesten die eerste GoTo’s nauwkeurig gecalibreerd worden: waterpas zetten, en manueel een tweetal heldere sterren in beeld plaatsen en identificeren.
Maar de evolutie stond niet stil sindsdien: eerst werden ze uitgerust met een GPS en elektronische waterpas, zodat de kijker zelf al min of meer de weg vond naar die referentiesterren (waarbij de gebruiker enkel nog de betreffende sterren nauwkeuriger midden in beeld diende te plaatsen).
En de recentste nieuwigheden heten SkyAlign bij Celestron (plaats drie heldere sterren in beeld, en de sturing zal zelf wel uitvlooien welke het zijn en daarmee de calibratie zelf voor zijn rekening nemen) of LightSwitch bij grote concurrent Meade (een cameraatje parallel aan de telescoop die zelf de referentiesterren opzoekt én herkent)… Dus stilaan kan u met zo’n telescoop aan de slag zonder de minste basiskennis van de sterrenhemel!
Eén van de spectaculairste resultaten van deze evolutie zijn de “remote observatories”: een aantal doorgewinterde astrofotografen (in België is Karel Teuwen daarvan het bekendste voorbeeld, zijn foto’s prijken in zowat elk nummer van dit tijdschrift) hebben hun sterrenwacht verhuisd naar een afgelegen locatie, en besturen hem via internet vanaf hun thuiscomputer.
Aanvankelijk dook GoTo vooral op bij de populaire Schmidt-Cassegrain-telescopen en de bijbehorende vormonteringen: door hun gedrongen vorm waren deze het makkelijkst te automatiseren: minder risico dat de kijker zou botsen tegen onderdelen van de montering, of dat de kabels in de war geraakten. Maar ondertussen zijn ook de meer klassieke “Duitse equatoriale” monteringen steevast geautomatiseerd, hoewel de gebruiker hier wat attenter moet zijn op eventuele botsingen.
De laatste uitdaging betrof de dobson-telescopen: newton-spiegelkijkers op een uiterst eenvoudig houten onderstel. De redenering hierbij is dat men zoveel mogelijk investeert in een grote telescoop, en zo weinig mogelijk in de montering. Een filosofie die natuurlijk in sterk contrast staat met die van de GoTo’s… Een eerste benadering was daarom de zogenaamde “PushTo”: geen motoren, maar enkel encoders (“hoek-uitlezers”) waarmee de elektronica in real-time de positie van de telescoop kon berekenen. U moet de kijker dan nog met de hand “duwen naar”. Maar ondertussen gaat de evolutie verder, en de laatste paar jaar verschenen ook al volledig geautomatiseerde dobsons op de markt.
Dit artikel verscheen in Mira Ceti jaargang 16 (2012) nr. 4