2021-02 MIRA Ceti sprak met... Angelique Van Ombergen


Tijdens het vorige interview voor MIRA Ceti stelden we het project SpaceBakery voor, waarbij het de bedoeling is om vanaf nul te komen tot een vers gebakken broodje op de planeet Mars.

Nu, zover zijn we nog lang niet, voorlopig lopen er geen mensen rond op onze rode buurplaneet. Laat ons misschien best beginnen met leren te begrijpen hoe de mens een verblijf in de ruimte verteert. Iemand die daar meer over kan vertellen via eigen onderzoek is Angelique Van Ombergen (°1989), doctor in de medische wetenschappen. Deze enthousiaste jonge dame weet niet alleen als onderzoekster te boeien – zij won in 2018 de PhD-cup, maar zij is ook een kei op het gebied van wetenschapscommunicatie.

Zo kwam zij in 2019 bij ESA terecht, waar zij werkzaam is als Science Coordinator Human Research.

Maar misschien ken je haar ook als auteur, samen met Stijn Ilsen, van het mooie jeugdboek ‘Reis naar de sterren’.

 

Angelique%20Van%20Ombergen_1.jpg
© Kevin Faingnaert

 

Hallo Angelique, fijn dat je even tijd vrijmaakt voor dit interview. Kan je even schetsten hoe je bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA terecht gekomen bent?

Het is misschien een beetje een verrassend parcours dat ik heb afgelegd. Als kind was ik al erg gefascineerd door de wereld rondom mij: ik keek graag naar documentaires, snuisterde graag in atlassen en had een abonnement op het tijdschrift National Geographic. Zin in kennis en wetenschap zat inherent ingebakken in mij, en in het secundair koos ik bewust voor de richting Latijn-Wetenschappen. Daarna schreef ik me met veel enthousiasme in aan de universiteit om bio-ingenieur te worden, maar ik stelde vast dat die studie mij toch niet helemaal lag. Het was wel boeiend om plantjes en diertjes in detail te onderzoeken onder de microscoop, maar ik miste toch wel duidelijk de link met de mens. Daarmee had ik het gevoel een jaar verloren te hebben, en in plaats van zes jaar geneeskunde te gaan studeren – wat me wel heel erg interesseerde, koos ik ervoor om audiologie te gaan studeren. Audiologie is het onderzoekdomein dat zich bezighoudt met het gehoor en het evenwicht van een mens. En zo ben ik bij mijn specialisatie van het evenwichtssysteem gekomen.

Tijdens mijn masteropleiding kreeg ik zin om zelf ook onderzoek te doen. En zo ben ik op zoek naar een doctoraat terecht gekomen aan de universiteit in Antwerpen. In het labo daar lag de focus specifiek op het evenwichtssysteem en was men al bezig met het uitvoeren van testen op astronauten. De eerste dagen van hun verblijf in de ruimte hebben astronauten vaak last van hun evenwichtssysteem. Omdat er plots geen zwaartekracht meer gedetecteerd wordt, zorgt dit voor een soort kortsluiting in dat systeem. Ik heb me specifiek op die problematiek toegelegd, waarbij mijn doctoraat vooral de focus legde op het brein van de astronauten. Die veranderde prikkels van het evenwichtssysteem hadden duidelijk consequenties op het niveau van het brein. En om dat goed te bestuderen, heb ik niet alleen testen gedaan met astronauten voor en na hun ruimtereis, maar ook met patiënten die problemen hebben met hun evenwicht. En zo ben ik dus via mijn doctoraat in de medische wetenschappen bij ruimtevaartgeneeskunde terechtgekomen.

Als postdoc kon ik verder werken op het onderzoek hoe de hersenen van astronauten zich aanpassen aan een ruimtemissie en wat er nadien met hun hersenen gebeurt. Maar toen ESA op zoek ging naar een wetenschapscoördinator voor hun afdeling ‘Human Research’ voelde ik het kriebelen, en heb ik gesolliciteerd. Met succes. Ik moet eerlijk toegegeven dat ik vroeger nooit gedacht had ooit voor ESA te werken, maar ik kan alleen maar zeggen dat het een heel fijne en boeiende job is om te doen.

 

Wat zijn overigens de bevindingen van je doctoraat? Wat is de invloed van ruimtereizen op het menselijke brein?

Het onderzoek waar ik zelf op gedoctoreerd heb, loopt momenteel nog verder, want bij een dergelijk onderzoek komen heel veel aspecten kijken die allemaal van naderbij moeten bekeken en onderzocht worden. Je kan mijn onderzoek een beetje zien als een pilootstudie waar intussen nog iemand op gedoctoreerd heeft.

Tijdens mijn doctoraat hebben we gekeken naar de vorm van de hersenen en onderzocht hoe die beïnvloed worden door een ruimtevlucht. Daarbij hebben we vastgesteld dat na een gemiddelde ruimtemissie van ongeveer zes maanden verschillende weefsels binnen het menselijk brein veranderen. In onze hersenen heb je de zogenaamde grijze stof, de bouwstenen van de hersenen, en na een ruimtevlucht stellen we vast dat er van die grijze stof een afname is. En we hebben ook gemeten dat er meer hersenvocht is na een ruimtereis.

Ik wil hierbij wel benadrukken dat we niet goed weten wat dit specifiek betekent voor een astronaut: momenteel kunnen we die bevindingen nog niet koppelen aan een verlies van functies of performantie. Dus het is wel belangrijk om te zeggen dat die afname van grijze stof en die toename van hersenvocht niet perse betekent dat astronauten daar ook echt last van hebben. De technieken die we gebruiken zijn heel gevoelig en laten toe om minieme verschillen in kaart te brengen. Je zou het kunnen vergelijken met iemand waarvan het ene  been een paar centimeter korter is dan het andere been, dat kan je dat perfect opmeten, maar dat betekent niet dat die persoon daar niet perfect meer kan mee kan stappen.

Dit soort onderzoeken staan dus eigenlijk nog in de kinderschoenen, en er moet zeker nog veel meer onderzoek naar dit soort dingen gebeuren met het oog op toekomstige langere ruimtemissies naar de Maan of naar Mars.

 

Frank De Winne zal ook wel met veel belangstelling dit soort onderzoek volgen, hij heeft immers van mei tot november 2009 ook zes maanden doorgebracht aan boord van het internationale ruimtestation.

Ja. Frank staat aan het hoofd van het ESA astronautencentrum, ik werk vrij nauw samen met hem en met zijn astronautenteam.

Het is een uitdaging voor de toekomst om te gaan bepalen wat bepaalde risicofactoren betekenen voor astronauten. Heeft de afname van grijze stof effectieve gezondheidsimplicaties voor hen? Zou het kunnen betekenen dat ze bij langere missies minder goed gaan functioneren? We weten bijvoorbeeld dat naarmate je langer in de ruimte verblijft de functie van je ogen achteruit kan gaan. Dat zou natuurlijk wel impact hebben op een ruimtemissie als je twee à drie jaar weg bent. Er zijn dus nog een boel open vragen die we momenteel proberen te beantwoorden en waar toekomstig onderzoek specifiek moet op focussen. Misschien betekenen bepaalde factoren een groter risico, bijvoorbeeld of je man of vrouw bent, wat je BMI is, je leeftijd, enzovoort. Dat soort zaken kan allemaal meespelen om te bepalen of je net meer of minder risico loopt tijdens een ruimtevlucht. Het is natuurlijk ideaal als je dat allemaal op voorhand weet, want dan kan je daar rekening mee houden bij de selectie van astronauten.

 

Frank_De_Winne_on_board_the_ISS_pillars.jpg
                                   Frank De Winne aan boord van ISS tijdens de Odissea-ruimtemissie eind 2002. © ESA

 

Heeft de kosmische straling op een termijn van zes maanden al enige impact op de hersenen qua kans op tumoren en dergelijke?

Wij hebben dat niet specifiek onderzocht in onze studie, maar er zijn studies op dieren die wel hebben aangetoond dat er zeker implicaties zijn ten gevolge van straling. Er zijn zelfs studies op muizen die aantonen dat er bij hogere stralingsblootstelling ook cognitief een achteruitgang is.

Nu is het wel zo dat de stralingsblootstelling aan boord van het ISS zeker hoger is dan wat we hier op Aarde hebben, significant hoger zelfs, maar niet in die mate dat het al problematisch is. Dat komt omdat het ISS zich nog redelijk dicht bij de Aarde bevindt, en daar valt de stralingsdosis al bij al goed mee. Grote consequenties op dat gebied gaan er pas zijn als de mens verder weg reist van de Aarde, bijvoorbeeld naar de Maan of naar Mars. Omdat we ons daar buiten het beschermend aardmagnetisch veld bevinden, zal er daar meer blootstelling zijn aan allerlei soorten straling vanuit de ruimte. Op basis van het onderzoek dat we al kennen van hier op Aarde, kan je wel verwachten dat dit een negatieve invloed zal hebben. Maar er is zeker nog heel wat belangrijk onderzoek dat in dit verband moet gedaan worden.

 

Conclusie: ruimtereizen zijn gevaarlijk?

Ja, dat is zo, ook al slagen we er in om het wel te doen. We zijn nu eenmaal een soort die geëvolueerd is hier op onze planeet, al onze functies zijn ontwikkeld om goed aangepast in deze aardse omgeving te kunnen functioneren. Mensen zijn niet gemaakt om in de ruimte te gaan, en als je er over nadenkt is het eigenlijk opmerkelijk dat we er toch in slagen om astronauten voor zes maanden of langer de ruimte in te sturen en ze in goede toestand terug te krijgen. Dus mensen zijn blijkbaar heel capabel om zich aan te passen, zelfs aan extreme omstandigheden – want dat is een ruimtereis toch voor ons organisme, maar in se zijn we niet gemaakt om de ruimte in te gaan.

Het is uiteraard belangrijk dat we als mensheid de ruimte exploreren, maar daarom is het ook noodzakelijk om wetenschappelijk een zo goed mogelijk zicht te hebben op wat er in de ruimte met een menselijk organisme gebeurt, zodanig dat we kunnen proberen die negatieve gevolgen maximaal te beperken. Maar om dat te kunnen realiseren, moet je natuurlijk eerst weten wat er precies gebeurt. Pas dan kan je er iets aan gaan doen, en dat is een beetje de insteek van veel van het wetenschappelijk onderzoek dat we op dat vlak verrichten.

 

Waterbeertjes kunnen heel wat beter met allerlei extreme toestanden omgaan en zelfs weerstaan aan  hoge dosissen straling. ESA heeft daar al een project rond gelanceerd, niet?

Dat klopt, in 2007 deed ESA een experiment met waterbeertjes aan boord van de capsule Foton-M3 onder de naam ‘Tardigrades in Space’. Daarbij werden de beestjes gedurende twaalf dagen blootgesteld aan de kou, de afwezigheid van lucht en de kosmische en ultravioletstraling in de ruimte. Recentelijk nog is er een vergelijkbaar onderzoek geweest met raderdiertjes, die lijken op waterbeertjes. Het zijn ook kleine meercellige organismen die zich ook heel goed kunnen aanpassen aan extreme omstandigheden. Er is een ruimtemissie met raderdiertjes aan boord teruggekeerd, en de wetenschappers zijn momenteel volop bezig om te onderzoeken wat de effecten van de ruimtevlucht was op die wezentjes. Maar dat is niet mijn werkdomein, dat zit meer bij mijn biologiecollega’s.

Het is natuurlijk interessant om te zien wat er in de ruimte bij dieren gebeurt, en dan te proberen die resultaten te linken aan de mens, maar die vertaling is niet altijd één op één. Het is vaak moeilijk om die dieronderzoeken terug te koppelen naar de mens en er echt grote conclusies uit te trekken.

 

Bij dit soort onderzoek komen al wel eens ethische kwesties aan bod. Je zou bijvoorbeeld kunnen overwegen om het menselijk DNA te manipuleren zodat het eigenschappen van het DNA van waterbeertjes incorporeert om zo beter bestand te zijn tegen straling vanuit de ruimte. Hanteert ESA een bepaalde ethische code op dat vlak?

ESA is alleszins open over dat soort dingen, er zal niets in geheime labo’s gebeuren dat beter het daglicht niet ziet. Een voorbeeld is een onderzoek naar hibernatie dat we al enkele jaren ondersteunen. Het idee om astronauten tijdens lange ruimtereizen in een soort winterslaap te brengen roept ook een aantal ethische vragen op. Maar ESA gaat daar openlijk mee om en gaat dergelijke vragen niet uit de weg.

De ethische kwestie in verband met het aanpassen van menselijk DNA om meer bestand te zijn tegen straling uit de ruimte is een kwestie die veel verder gaat dan ruimtevaart alleen. Dat is een aangelegenheid die de gehele maatschappij aanbelangt. Je hebt momenteel de discussie rond de CRISPR-Cas techniek, die het eigenlijk mogelijk maakt om dergelijke ingrepen te doen, maar waarbij er toch ook heel wat terughoudendheid is met de vraag of het allemaal wel ethisch verantwoord is. Moeten we aan dat menselijke basisrecept wel gaan sleutelen? Indien ja, wat is toegestaan? Welke dingen kunnen we wel manipuleren? In het geval van zeer ernstige genetische zieken lijkt het verdedigbaar om daar wel iets aan te doen. Maar je kan het natuurlijk zo ver doortrekken dat je uiteindelijk zelf een persoon à la carte zou samenstellen: je wil een jongen of een meisje, met blauwe of bruine ogen. Waar ligt dan de grens?

ESA is zeker open van geest, maar als er over bepaalde kwesties maatschappelijk een zekere bezorgdheid is, zal ESA niet de organisatie zijn die in die ethische kwesties snel het voortouw zal nemen.

 

Wat mogen we ons voorstellen bij de ‘human research’ van ESA, waar jij voor werkt als wetenschapscoördinator, Angelique?

Wij maken deel uit van een groter team, het ScieSpaceTeam. ‘ScieSpace’ staat voor ‘Science in a Space Environment’. Daarbij wordt specifiek gefocust op wetenschap in de ruimteomgeving.

Er zijn collega’s die zich met fysica, de zogenaamde ‘physical sciences’, bezig houden. Dat gaat om fundamentele fysica, atmosferische metingen, enzovoort. Dan is er een afdeling biologie, daar werkt men op planten en dieren. Het is wel zo dat ESA minder werkt op dieren, we hebben bijvoorbeeld aan boord van het ISS geen labo om dierproeven te doen. En dan hebben we een stuk human research, dat zijn alle studies die we doen op mensen.

Dat gebeurt uiteraard met astronauten aan boord van het ISS, maar het grootste deel van dit onderzoek gebeurt met proefpersonen op Aarde. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die gedurende een lange tijd in een bed worden geïnstalleerd. Zo’n langdurige bedrust zorgt immers voor veranderingen in het lichaam die gelijkaardig zijn aan wat er met het lichaam gebeurt in een toestand van gewichtloosheid in de ruimte. Binnenkort starten we met een studie waarbij proefpersonen gedurende enkele dagen in een speciaal bad worden geplaatst, ook weer omdat dit bepaalde veranderingen in gang zet die we ook in de ruimte zien.

Een ander onderzoek in deze context gebeurt tijdens paraboolvluchten met een speciaal daartoe ontworpen vliegtuig. Op het moment dat het vliegtuig in de parabool zit, zullen de inzittenden zich gedurende een twintigtal seconden in een toestand van gewichtloosheid bevinden. Tijdens zo’n vlucht worden er maar liefst 31 van die parabolen uitgevoerd. En via hersenscans voor en na de paraboolvlucht hebben we kunnen vaststellen dat er in de hersenen al veranderingen optreden, meer bepaald in die gebieden van de hersenen waar het gaat om zich te oriënteren wat boven en wat onder is.

 

Zero-G_Airbus_A300_for_parabolic_flights_pillars.jpg
                                                                  Zero-G Airbus, ontworpen voor paraboolvluchten  © ESA

 

We doen ook studies waarbij we een groep mensen voor langere tijd opsluiten om te zien hoe zij op die toestand reageren, wat dit doet met de teamdynamiek, enzovoort. We hebben ook een platform op Antarctica, het Concordia Research Station, waar we ook elk jaar een aantal biomedische onderzoeken opzetten.

 

En wat zijn de bevindingen in verband met de personen die in Antarctica aan de slag zijn?

Het onderzoek dat we daar doen gaat heel breed: we kijken naar psychologische aspecten. Je zit daar bijvoorbeeld met permanent daglicht in de zomer en permanente nacht in de winter. Zoiets heeft een enorme impact op het gemoed. We gaan ook na in hoeverre de slaap daardoor aangetast wordt. Maar we kijken ook naar meer fysiologische aspecten, bijvoorbeeld het cardiovasculaire functioneren. Het station waar wij mee werken op Antarctica ligt op zeer grote hoogte. Op vierduizend meter hoog heb je veel minder zuurstof in de lucht, dat creëert een zeer specifieke toestand die natuurlijk een impact op een menselijk organisme heeft.

Maar natuurlijk is het sociale aspect één van de meest stresserende factoren. Ze zitten daar in een groep van twaalf tot maximaal vijftien personen. In steeds diezelfde groep verblijven ze negen maanden, waarbij ze niet weg kunnen, ze leven geïsoleerd en autonoom, dit in extreme omstandigheden met een extreem klimaat. En dat geeft natuurlijk wel de nodige wrevel en zorgt voor psychologische stress.

We doen onderzoek specifiek naar die psychologische factoren. Zo is er bijvoorbeeld al veel onderzoek naar slaap gebeurd, en daaruit blijkt dat hun slaap aangetast is. Dat komt ten dele doordat er minder zuurstof in de lucht aanwezig is, waardoor mensen veel minder slaapkwaliteit hebben en hun slaap korter zal zijn.

ESA heeft ook al cognitief onderzoek verricht, waarbij men een groep die op regelmatige basis sportte vergeleek met een groep die dat niet deed, en daar bleken tussen beide groepen cognitief geen grote verschillen te zijn.

Een belangrijke bevinding over een verblijf op Antarctica – en dat zien we ook in verband met een verblijf in de ruimte, is dat de weerstand, het immuunsysteem, aangetast is. Dat komt omdat deze personen gedurende lange tijd aan zeer weinig externe prikkels worden blootgesteld. Op het moment dat zij terug naar de gewone wereld komen en dus plots terug aan enorm veel prikkels worden blootgesteld, kan in het immuunsysteem een soort overgevoeligheid optreden. Met bijvoorbeeld allergieën als gevolg. ESA heeft een grootschalig onderzoek opgezet om beter in kaart te brengen wat dit betekent voor astronauten die na een lange tijd terugkeren op Aarde.

 

Intussen is ESA op zoek naar nieuwe astronauten?

Ja, er is een vacature die loopt van 31 maart tot 28 mei 2021. En men gaat daarbij bepaalde selectiecriteria soepeler hanteren. Dit om de diversiteit binnen het astronautenkorps op te krikken – een ambitie die wat men trouwens niet alleen bij de astronauten maar bij ESA in het algemeen toch wel wil realiseren.

In ons team werken we bijvoorbeeld met best veel vrouwen, maar ik denk dat dit een vrij recente ontwikkeling is, en in de wandelgangen bij ESA zie je over het algemeen toch voornamelijk mannen.

Natuurlijk is diversiteit meer dan enkel geslacht, ook bijvoorbeeld leeftijd en culturele achtergrond zijn belangrijke aspecten. Binnen het domein van de ruimtevaart gebeuren vele dingen in een internationale context, dan is het niet meer dan normaal dat je bij ESA die diversiteit ook wil weerspiegeld zien in de mensen die er werken, en dit geldt natuurlijk ook voor het astronautenkorps dat men wil aanwerven. Het is de bedoeling om vier tot zes nieuwe astronauten aan te werven, die dan binnen afzienbare tijd het huidige korps van zeven astronauten kunnen vervoegen. Zo kan een geleidelijke overgang plaatsvinden wanneer enkele van de huidige generatie astronauten afzwaaien.

 

Maar het blijft natuurlijk wel een profiel waaraan niet jan en alleman kan voldoen?

Er moet een strenge selectie doorgevoerd worden, omdat het een zeer zwaar beroep is in extreme omstandigheden, waar een zeer zware training en voorbereiding aan vooraf gaat. Je moet dus wel mensen hebben die daar zowel intellectueel, fysiek als psychologisch toe bereid zijn en die de juiste capaciteiten hebben.

Qua leeftijd hanteerde men bij de vorige selectie een zeer nauwe band: enkel personen tussen 27 en 37 jaar konden zich toen kandidaat stellen. Dat is nu serieus opengetrokken. Er is in principe geen minimumleeftijd meer, maar je moet wel een masterdiploma en een aantal jaren werkervaring hebben, wat indirect toch een zekere ondergrens impliceert, en de maximumleeftijd is vijftig jaar. Alle burgers van ESA-lidstaten en ook van de geassocieerde staten kunnen zich kandidaat stellen, dat zijn in totaal 24 nationaliteiten. En je moet natuurlijk vloeiend Engels kunnen spreken, en liefst ook nog een paar andere talen. Maar er gaan dus heel wat meer mensen in aanmerking komen om ESA-astronaut te worden. ESA gaat niet op zoek naar enkel maar piloten of heel specifieke en gespecialiseerde profielen, het gaat veel breder. Ruimtevaart gaat hoe dan ook een breder spectrum bestrijken, en ik denk dat het belangrijk is om dat ook via deze selectieprocedure voor astronauten te reflecteren.

 

Tijdens de Apollovluchten naar de Maan waren het op één na allemaal Amerikaanse gevechtspiloten die voet zetten op de Maan. Dat was natuurlijk de periode van de Koude Oorlog.

Ja, als je dat voor ogen houdt, merk je dat het ruimtevaartlandschap enorm veranderd is. Ik werk nu iets meer dan twee jaar bij ESA, zelfs op die tijd is er al zoveel veranderd: commerciële vluchten zijn nu een betrouwbaar gegeven, dat zorgt voor extra opportuniteiten. En de planning stelt dat we op middellange termijn terug naar de Maan gaan. Dus moeten we ons daar volop op voorbereiden. En dan heb je natuurlijk mensen nodig die bereid zijn om een aanzienlijk stuk van hun leven daaraan te wijden. Astronaut zijn is heel bijzonder en spreekt bij veel mensen tot de verbeelding, maar wat men vaak vergeet is de grote persoonlijke opoffering die astronauten op dagdagelijkse basis maken. Heel veel mensen zijn enthousiast om zich kandidaat te stellen, maar hun ideaalbeeld zal bij de eerste selectierondes snel doorprikt worden als ze te horen krijgen wat er allemaal bij komt kijken, ook op relationeel vlak.

 

En jij, Angelique, die weet hoe zwaar dit alles is, zou jij je kandidaat stellen om als astronaut de ruimte in gaan?

Ik weet niet of het echt iets voor mij is, ik vind het hier op Aarde prima. Op zich zou ik het zeker super vinden om eens in de ruimte te gaan, en die lichamelijke beproeving zou me niet perse afschrikken. Wat me wel zou afschrikken is het feit dat je toch aan een risicovol avontuur begint waarbij je niet alleen tijdens de missie zelf, maar ook ervoor en erna best veel tijd apart van je familie en vrienden moet spenderen. Ik heb zelf een zoontje van bijna twee jaar, het idee dat je dat kereltje bijna een jaar niet zou zien vind ik moeilijk om te verteren. Ik weet niet of dat echt iets is wat ik zou willen.

 

De plannen in verband met de Maan zien er fantastisch uit. Denk jij dat die allemaal gerealiseerd gaan worden?

Zelf ben ik toch redelijk positief dat men daar wel degelijk werk zal van maken, het is zeker de bedoeling om terug naar de Maan te gaan, en dit nog binnen dit decennium. Eerst moet er een ruimtestation gebouwd worden dat rond de Maan draait, je  kan dat vergelijken met het ISS dat rond de Aarde draait. Daar worden astronauten naartoe gebracht om in die gateway of poort zoals men het noemt maximaal negentig dagen te verblijven. En van daaruit kunnen ze vrij eenvoudig het Maanoppervlak bereiken.

We doen nu al ettelijke jaren onderzoek naar de omstandigheden aan boord van het ISS, maar met het oog op toekomstige ruimtemissies is het belangrijk dat we verder weg gaan dan het ISS. En dan is zo’n gateway ruimtestation rond de Maan vanzelfsprekend een project dat wetenschappelijk gezien een enorme bron aan informatie zal zijn, op allerlei vlakken, maar zeker ook met het oog op het menselijk functioneren in de ruimte. Je kan heel veel dingen van op afstand doen en virtueel, maar als je het menselijk lichaam in de ruimte wil onderzoeken heb je daarvoor mensen nodig om alles te kunnen testen. Dus die eerste missies gaan zoveel nieuwe informatie opleveren, ik ben daar heel enthousiast over en erg nieuwsgierig naar.

 

Gateway_with_Orion_over_Moon_article.jpg
                                                             Het Gateway ruimtestation in een baan rond de Maan  © ESA

 

 

We beleven natuurlijk wel uitzonderlijke tijden: er is uiteraard de coronapandemie, maar ook de klimaatcrisis stelt de mensheid voor enorme uitdagingen. Dat alles kost bergen geld… Bovendien zijn er toenemende geopolitieke spanningen in de wereld.

Qua internationale spanningen bevindt ESA zich wel in een vrij  goede positie omdat wij eigenlijk neutraal zijn in dat verband. Neem het ISS: dat is een zeer internationaal gebeuren waar heel veel landen bij betrokken zijn. Dan stel je vast dat al die landen prima samenwerken in de ruimte, terwijl ze op Aarde misschien niet altijd even goed samenwerken. Ruimtevaart is een domein waarin samenwerken toch altijd tot mooie resultaten heeft geleid. Laat ons hopen dat dit zo mag blijven. En dat dit inspireert om ook op andere domeinen samen de mondiale problemen aan te pakken.

En wat de ruimtevaartplannen voor de toekomst betreft, die zijn zo ambitieus dat het toch wel dwaas zou zijn om de krachten en de middelen niet te bundelen. Maar dat is mijn persoonlijke mening.

 

Univ%20Vlaanderen%20Angelique%20Van%20ombergen.jpg
                                                                                   © Universiteit van Vlaanderen

 

Als wetenschapscommunicator ben jij ook regelmatig aanwezig in de media, ik herinner me bijvoorbeeld een boeiende uiteenzetting van jou bij de Universiteit van Vlaanderen over wat je daarnet ook vertelde over de effecten van een ruimtereis op de hersenen van astronauten. Maar je hebt ook al enkele boeken geschreven, waaronder twee boeken voor de jeugd?

Ja, kinderboeken schrijven is iets heel fijn om te doen. In februari 2018 verscheen ‘In mijn hoofd’, een boek met leuke illustraties door Louize Perdieus over de wondere wereld van het menselijk brein. En in 2019 verscheen 'Reis naar de sterren' dat ik samen met Stijn Ilsen schreef en waarvoor Katinka Vandersande de illustraties voor haar rekening nam.

Reis%20naar%20de%20sterren.jpg

 

Stijn Ilsen is al enkele keren komen spreken op MIRA, ook in 2019 toen jullie boek net gepubliceerd was. ‘Reis naar de sterren’ is inderdaad een fraai boek, niet alleen qua vormgeving en illustraties, maar het is ook heel degelijk en aangenaam om lezen. Ook voor iets ouderen dan de jeugd, zo heb ik zelf ervaren. En ik hoorde dat je momenteel aan een nieuw jeugdboek bezig bent?

Het schijfgedeelte is intussen klaar, maar dan komt er nog wel wat werk kijken bij de opmaak, eventuele correcties, enzovoort. Het is een boek in een reeks met allerlei weetjes over bepaalde thema’s. Zo is er al een boek geweest over het klimaat, over geschiedenis, over dieren, en ik heb nu een boek geschreven over wetenschap. De titel zal zijn ‘321 superslimme dingen’.

 

321? Dat is knap veel…

Dat is heel veel, ik kan je verzekeren dat het een heel werkje is om die allemaal samen te brengen. En ik heb er dan ook langer aan gewerkt dan aanvankelijk gedacht. Maar ik heb het finaal toch graag gedaan en denk dat het resultaat de moeite is. Het boek zou normaal  eind 2021 moeten verschijnen.

 

Dat is dan zeker iets om naar uit te kijken, Angelique. Bedankt ook voor de fijne babbel en we zien jou hopelijk in de nabije toekomst wel eens op MIRA verschijnen om over de mens in de ruimte te komen praten.

 

Tekst: Francis Meeus, maart 2021