2017-03 MIRA Ceti sprak met... Ton Smits en Philippe Mollet


Vijftig jaar MIRA, dan moeten we ons oor eens te luisteren leggen bij eigen mensen. Tijd maken voor een babbel over het verleden en het heden van onze volkssterrenwacht, maar zeker ook met de blik op morgen. Want ter gelegenheid van een halve eeuw MIRA mogen we ongetwijfeld met tevredenheid terugblikken op vele hoogtepunten en op een mooie evolutie te beginnen bij een erg bescheiden infrastructuur tot de fraaie sterrenwacht die we anno 2017 geworden zijn. Maar we moeten ook vooruit denken en ons afvragen wat een volkssterrenwacht de komende decennia dient te betekenen voor het grote publiek en zeker ook voor de vele jonge mensen die we zo graag op MIRA ontvangen.

 

MIRA Ceti sprak hierover met pater Ton Smits (°1938), vrijwillige medewerker van in den beginne, en Philippe Mollet (°1969), sinds 25 jaar onvermoeibaar vaste medewerker van MIRA, dit haast 24 uur op 24 en 7 dagen op 7.

Heren, stel dat pater Pieraerts nog onder ons was, zou hij volgens jullie opgezet zijn met wat er van zijn volkssterrenwacht geworden is?

Ton: Ik ben er zeker van dat hij er erg mee opgezet mee zou zijn. MIRA is de laatste jaren enorm gegroeid: we beschikken over een goed uitgebouwde infrastructuur met veel educatief en interactief materiaal en bovendien zijn we een dynamische vereniging met een bloeiend sociaal leven dankzij de inzet van het vaste personeel en de tientallen vrijwillige medewerkers. Ik ervaar dat enthousiasme elke keer als ik op MIRA kom. Prachtig toch? Het was de bedoeling van pater Pieraerts om kennis over sterrenkunde en ruimtevaart te delen met een zo groot mogelijk publiek, en daar slagen wij toch vrij goed in. En ik denk dat hij ook wel vereerd zou zijn met het feit dat er sinds enkele jaren een planetoïden naar hem vernoemd is.

Origineel ging het om een persoonlijke sterrenwacht, hoe is pater Pieraerts ertoe gekomen om er een volkssterrenwacht van te maken?

Ton: Het is Armand Pien geweest, de weerman die jarenlang op de Vlaamse televisie het monopolie had op gebied van goed en slecht weer, die Pieraerts wist te overtuigen om er een project van te maken voor het grote publiek. Pien kwam hier regelmatig langs op de sterrenwacht, en dan hielden beide mannen urenlange gesprekken. In Ukkel was de Koninklijke Sterrenwacht alleen maar voor wetenschappers toegankelijk, terwijl Pien doordrongen was van het idee dat ook gewone mensen bij sterrenkunde en aanverwante disciplines en technologieën dienden betrokken te worden. Hij had gehoord dat er in Grimbergen een initiatief was dat misschien wel aan die ambitie zou kunnen beantwoorden. En met zijn flair en gedrevenheid vond hij vrij snel in Pieraerts een ideale bondgenoot. Die missie om mensen met sterrenkunde in contact te brengen was ook bij Pieraerts echt wel sterk aanwezig. Hij was bijvoorbeeld godsdienstleraar, maar er wordt al wel eens gezegd dat hij in zijn lessen meer over sterrenkunde bezig was dan over godsdienst, en hem kennende zal dat verhaal waarschijnlijk wel kloppen.

Was bij hem de interesse voor sterrenkunde toch niet ergens spiritueel onderbouwd? Er zijn teksten van zijn hand waarin hij het in een astronomische context heeft over de denkbeelden van Theilhard de Chardin.

Ton: Ik moet zeggen dat ik tijdens zijn voordrachten en rondleidingen niet erg veel over dat spirituele gehoord heb. Maar hij heeft inderdaad wel enkele teksten geschreven, o.a. over Teilhard de Chardin, waarin hij het had over de noodzaak voor het geloof om niet vervreemd te raken met de fundamentele inzichten van de moderne wetenschap. Soms kwamen er ook wel eens gerenommeerde sprekers die over die kwestie heel boeiend konden vertellen. Zo was Max Wildiers een erg goede vriend van Pieraerts. Wildiers was een theoloog en filosoof die interessante boeken schreef over bijvoorbeeld de muziek der sferen. Ik herinner me lezingen van Wildiers op MIRA, heel boeiend, maar soms toch wel van een erg hoog niveau.

Philippe: Het is wellicht ook een verschil met de beginjaren van MIRA dat dit soort lezingen voor een heel erudiet publiek tegenwoordig moeilijker liggen. Dat wil niet zeggen dat we alles wat niet vlot en populair is uit de weg gaan, maar we mikken toch in het algemeen op een groot publiek waarbij de inhoud bij voorkeur laagdrempelig dient te zijn. En bij wat wij brengen draait het dan voornamelijk om sterrenkunde, ruimtevaart en weerkunde, terwijl filosofische beschouwingen bij ons eigenlijk niet meer aan de orde zijn.

Ton: Pater Pieraerts zou met die evolutie zeker akkoord gaan. Zoals ik daarnet zei: hetgeen hij vertelde was altijd honderd procent sterrenkunde, op MIRA heb ik hem nooit veel horen vertellen over de link met een eventueel hoger bestaan.

Hoe ben je zelf in sterrenkunde geïnteresseerd geraakt, Ton?

Ton: Vooraleer ik pater Pieraerts met zijn sterrenwacht bezig zag was ik wel geïnteresseerd in sterrenkunde, maar er zelf nog niet echt mee bezig. Van jongs af was ik mateloos geboeid door de natuur en al wat daarin leeft en groeit. Tijdens mijn collegetijd trokken we met een heel enthousiaste pater als gids op verkenning naar de bossen en velden in de buurt. Daar waren we uren bezig te zijn met het observeren van allerlei planten en dieren. Zo leerden we heel wat over de natuur, en kregen we er ook veel respect voor. Jaren later is die verwondering blijven bestaan, intussen heb ik ook veel boeken en tijdschriften gelezen over de natuur en allerlei documentaires gezien. En aangezien een belangrijk stuk van de natuur de wereld van de sterren en planeten is, was de stap naar actieve beoefening van astronomie eigenlijk een kleine stap.

Was het voor MIRA in de beginjaren gemakkelijk om bekend te raken? Armand Pien mocht dan wel enthousiast zijn, maar jullie hadden wel mensen nodig die de weg vonden naar die nieuwe volkssterrenwacht?

Ton: De mensen hoorden ervan en waren nieuwsgierig. Ze wilden eens met eigen ogen zien wat er hier allemaal gebeurde. We kregen toen ook al allerlei scholen en verenigingen op bezoek. In die periode waren we alleen ’s avonds open. Pater Pieraerts vroeg me al meteen of ik het secretariaat wou doen en mee mensen zou ontvangen. En al gauw hadden we een team vrijwilligers om ervoor te zorgen dat we elke avond mensen konden ontvangen op MIRA. We konden zeker niet klagen van de publieke belangstelling. Het was ook de periode van de Apollo-vluchten naar de Maan, dat sprak toch zeker ook erg tot de verbeelding van de mensen en zorgde voor veel mediabelangstelling voor sterrenkunde en ruimtevaart. Aanvankelijk draaide onze sterrenwacht enkel op vrijwilligers, nadien konden we ook beroep doen op gewetensbezwaarden die in plaats van legerdienst kozen voor burgerdienst. Zo is Philippe hier trouwens beland. Nadien is hij dan aangeworven als vaste medewerker. Ook Frank Deboosere heeft hier zijn burgerdienst gedaan.

De infrastructuur van in het begin was toch vrij beperkt?

Ton: Zeker als je het vergelijkt met wat we nu van ruimte ter beschikking hebben. Toen hadden we alleen de inkomhal die je enkel via een steile wenteltrap kon bereiken, het planetarium, een bureel waar nu het clubhuis is en het terras. Daar stonden de Kuttertelescoop in een koepel en de armillairsfeer. Pas enkele jaren later kwam er de toonzaal bij, daar zat voorheen de openbare bibliotheek van Grimbergen. Maar in die tijd waren er nog geen grote activiteiten zoals de sterrenkijkdagen.

Philippe: Die bestonden toen nog niet, het is Felix Verbelen, onze vorige voorzitter, die de formule van sterrenkijkdagen begin jaren 1980 bedacht heeft. Die zijn gestart vanop MIRA in samenwerking met de Vereniging Voor Sterrenkunde.

Ton: En ik herinner me goed dat de sterrenkijkdagen telkens een groot succes waren, waarbij de mensen in rijen stonden aan te schuiven om op ons terras te kunnen gaan waarnemen. Het plan om een nieuw stuk volkssterrenwacht aan het bestaande gebouw bij te bouwen was zeker een noodzakelijke uitbreiding voor MIRA. En sinds de realisatie van dat grootse project in 2000 beschikken we over zoveel meer mogelijkheden om het publiek te laten kennismaken met die wondere wereld van sterren en planeten. De vele maquettes, experimenten en multimediaopstellingen zorgen ervoor dat een bezoek aan MIRA voor iedere bezoeker een boeiende ervaring wordt. En omdat er in de jaren nadien ook veel kijkers en andere instrumenten op het waarnemingsterras zijn bijgekomen, hebben we nu toch wel behoorlijk wat troeven om overdag en ’s avonds iedereen bij helder weer de kans te geven om waar te nemen. Het is alleen erg jammer dat in al die jaren lichthinder een serieus probleem is geworden. Ik weet nog dat we eind jaren 1960 vanop het terras van de sterrenwacht de Melkweg konden zien, terwijl dat nu totaal onmogelijk is.

Philippe: Omwille van het feit dat we vandaag meer sterrenwacht hebben met veel meer inhoud dan in de beginperiode kunnen we nu ook anders te werk gaan. Vroeger was elk bezoek essentieel een gegidst bezoek. Ofwel had je een groepsbezoek met een gids die je gedurende twee uur of meer een rondleiding gaf, ofwel kwam je naar een waarnemingsavond voor het grote publiek waarbij de mensen van MIRA voor uitleg zorgden, maar dergelijke avonden vonden maar enkele keren per jaar plaats. Tegenwoordig kunnen mensen zo goed als het hele jaar rond MIRA bezoeken, want we zijn alleen maar gesloten op wettelijke feestdagen. Natuurlijk staan er nog steeds heel wat groepsbezoeken op de agenda, maar voor individuele bezoekers is er een veel groter aanbod dan vroeger: er zijn de maandelijkse astroclubavonden, lezingen, sterrenkijkdagen, midzomersterrennachten, dus jaarlijks toch een heel mooi en gevarieerd aanbod. Maar daarnaast heb je de formule voor individuele bezoekers op woensdag en op zondag waarbij ze op eigen houtje de sterrenwacht kunnen verkennen. Zoiets was vroeger niet mogelijk, ten eerste omdat de infrastructuur ontoereikend was, maar ten tweede ook omdat er geen experimenten en maquettes waren, geen multimediaopstellingen, dus al de interactieve dingen die MIRA vandaag zo boeiend maken voor de bezoekers ontbraken toen.
Die evolutie naar veel meer mogelijkheden voor individuele bezoekers was toch wel noodzakelijk, want we zaten op de duur stilaan aan de grens van onze capaciteit qua groepsbezoeken. Een groepsbezoek impliceert immers dat er elke keer opnieuw voldoende gidsen klaarstaan, maar je hebt ook het gegeven dat we van enige volkssterrenwacht in 1967 geëvolueerd zijn naar een situatie waarbij er verspreid over regio Vlaanderen nu vijf volkssterrenwachten bijgekomen zijn, dus de groepen komen niet enkel maar naar MIRA.

Tegenwoordig is er ook zoveel aanbod op gebied van vrijetijdsbesteding?

Philippe: Inderdaad, de concurrentie is enorm. Er zijn niet alleen vijf volkssterrenwachten bijgekomen, maar sinds het jaar 2000 zitten wij ook op een boogscheut van Technopolis. Ook daar zet men wetenschappen in de kijker, en wel op een honderd procent interactieve manier. Plus dat zij beschikken over een heel team om voortdurend promotie te maken voor hun aanbod. Als kleine vzw kunnen wij daar nauwelijks mee concurreren, tenzij door uit te blinken in onze eigen kleine niche met enthousiaste medewerkers en een aantrekkelijk programma. Daarnaast is samenwerken met de andere volkssterrenwachten, met Technopolis en met andere vergelijkbare organisaties ook aangewezen om succes te blijven boeken bij het publiek. Want zoals je zelf stelde, de allergrootste bedreiging is en blijft het gegeven dat er een overdaad aan aanbod is: actieve en recreatieve sporten, culturele activiteiten, tv en tablet of smartphone, lifestyle events, en nog zoveel meer. En vaak creëren de media rond sommige van die activiteiten een kunstmatige hype, die weliswaar heel kortstondig is, maar probeer in die waan van de dag maar eens op te vallen en de mensen te overtuigen om toch naar MIRA te komen. Dat zal ook in de toekomst de grote uitdaging zijn en blijven.

Ton: De beginjaren van MIRA waren inderdaad andere tijden. Zonder veel middelen en publiciteit wisten we toch veel volk te bereiken, maar zoals eerder gezegd was het iets nieuws en mensen waren nieuwsgierig. En als Armand Pien op tv aankondigde dat je op MIRA kon gaan sterrenkijken, had dat een enorme impact op het grote publiek, want iedereen in Vlaanderen keek naar de weerman op de enige Vlaamse televisiezender.

Philippe: Als je het rekensommetje maakt op basis van tienduizend bezoekers per jaar en dit vijftig jaar lang, hebben we op een halve eeuw met zowat een half miljoen bezoekers toch al wel aardig wat mensen op MIRA zien langskomen. Stel dat we die mensen willen overtuigen om nog eens op bezoek te komen, moeten we ervoor zorgen dat ook een tweede bezoek de moeite loont met een ander programma of een nieuwe blikvanger. Daarom is het project ter gelegenheid van onze vijftigste verjaardag met een nieuwe en grotere koepel en telescoop een goede zaak. Blijven vernieuwen en mee zijn met de actuele evoluties op gebied van sterrenkunde en ruimtevaart is uiterst belangrijk voor ons. En natuurlijk goede promotie voeren hé. Dat is ook een kunst apart in deze tijden waarin er zoveel meer middelen zijn dan vroeger om reclame te maken, maar het is tegelijkertijd ook allemaal zoveel meer verspreid en onoverzichtelijk geworden. Tien à vijftien jaar geleden volstond het dat de weerman in het journaal melding maakte van sterrenkijkdagen of van een zichtbare komeet om bij ons een ware toevloed van bezoekers te krijgen. Intussen zijn er zoveel tv-zenders bijgekomen en heb je Facebook, Twitter en nog andere informatiekanalen via het internet, zodat het quasi ondoenbaar geworden is om nog zicht te hebben op het effectieve bereik en de graad van verspreiding van datgene waarover je het grote publiek wil informeren.

Rest tekst volgt weldra.