2016-02 MIRA Ceti sprak met... Katrien Kolenberg


Het voordeel van de lezers van MIRA Ceti is dat ze een goede kennis hebben van dingen die voor veel andere mensen lang niet zo duidelijk zijn. Dat sterren grote bollen gas zijn die heel ver weg staan in de lege ruimte is voor hen een evidentie. Wellicht hebben onze lezers ook al gehoord over het feit dat we sterren kunnen horen zingen? Wie ons daar heel wat meer over kan vertellen is sterrenkundige Katrien Kolenberg van het instituut voor sterrenkunde van de KU Leuven. In 2001 kwam zij als jonge onderzoekster op MIRA een lezing houden over haar studiedomein. Nu zijn we vijftien jaar later, het weerzien was heel hartelijk, en in de loop van het gesprek had Katrien een aantal verrassende dingen te vertellen over haar leven als sterrenkundige. Mogen we in deze inleiding al verklappen dat het gaat over sterrenkunde als hefboom voor een betere wereld?

 

Katrien KolenbergNaast je onderzoek als sterrenkundige, Katrien, voer jij voor de KU Leuven nog een andere belangrijke taak uit?

Jazeker, ik ben sinds kort aangesteld tot STEM-coördinator. Jullie op MIRA weten natuurlijk ook wel dat STEM staat voor Science – Technology – Engineering – Mathematics, en dit in een internationale context. Onze maatschappij heeft mensen nodig met een passie voor wiskunde, exacte wetenschappen, ingenieurswetenschappen, techniek en technologie, en daarom is het belangrijk dat jonge mensen kiezen voor studierichtingen en beroepen die met STEM te maken hebben. Het is mijn taak om na te gaan wat er op gebied van STEM-activiteiten allemaal bestaat binnen de hele associatie rond de KU Leuven, dus de universiteit zelf en de hogescholen die eraan verbonden zijn. Er bestaan heel wat initiatieven binnen onze associatie om jongeren maar ook het grote publiek te interesseren en te sensibiliseren voor het belang van STEM voor onze samenleving. Ik probeer dat allemaal zo goed mogelijk te inventariseren en te coördineren.

 

Volgend jaar bestaat MIRA 50 jaar, en onze doelstellingen zijn eigenlijk van in den beginne min of meer dezelfde als degene die de Vlaamse Regering voorstelt in het Vlaamse STEM-actieplan!

Wel ja, dat lijkt me evident, want sterrenkunde is bij uitstek een ideaal onderzoeksdomein waarbij zovele verschillende vakgebieden geïntegreerd kunnen worden. Het is een prachtig voorbeeld van hoe STEM werkt en hoe iedereen daarbij betrokken kan raken. Omdat ik zelf gezien heb dat astronomie echt werkt op dat vlak, ben ik heel gemotiveerd om deze job te doen.

 

De Leuvense sterrenkundeclub Wega heeft een niet onbelangrijke rol gespeeld in jouw sterrenkundige carrière?

Dat is waar. Ik weet nog precies hoe ik voor het eerst met sterrenkunde in contact kwam: dat was toen mijn vader mij de Grote Beer aan de sterrenhemel toonde. Ik vond dat heel bijzonder, en het duurde niet lang voor ik echt helemaal in de ban raakte van sterrenkunde, ik zal toen ongeveer dertien jaar oud zijn geweest. De Plejaden die ik zelf aan de hemel ontdekt had was een ander hoogtepunt, ik vond die sterrenhoop zo mooi! Het was trouwens niet alleen de wereld van sterren en planeten die me fascineerde, maar ook de wereld van het kleine, en dus waren zowel telescopen als microscopen de gedroomde instrumenten om op verkenning te gaan. Ik had een vriendin die ook door de sterrenkundemicrobe gebeten was, we hadden gehoord dat er in de buurt een sterrenkundeclub was, Wega, en we besloten om daar eens naartoe te trekken. En ook al waren wij in vergelijking met de andere mensen van de club piepjong, het was meteen een wonderlijke wereld die voor ons openging. We kwamen er mensen tegen van alle leeftijden, die allen een grenzeloze passie voor sterrenkunde met elkaar gemeen hadden. Elke zaterdag was er een bijeenkomst. Er werden voordrachten gehouden, we bespraken allerlei nieuwtjes uit de wereld van de sterrenkunde en ruimtevaart, er waren geregeld telescoopworkshops, en als het helder weer was, gingen we ook samen waarnemen op zo donker mogelijke locaties in de buurt.

Elk jaar tokken we in de maand augustus ook op kamp, ofwel in het zuiden van Frankrijk, ofwel in het zuiden van België. Overdag uitslapen en ’s nachts waarnemen tot de Zon opkomt, meestal op heel rustieke plaatsen, samen met allemaal heel fijne en enthousiaste mensen, dat was ook altijd een fantastische ervaring. Alles draaide rond het waarnemen, waarbij overdag planden wat we de volgende nacht gingen waarnemen. De meeste deelnemers hadden hun eigen telescoop mee, vaak ook zelfgebouwde kijkers, zij handelden rustigjes hun eigen waarneemprogramma af, degenen zoals ik in het begin die geen eigen telescoop hadden konden overal een kijkje gaan nemen door de verschillende telescopen, ik ging ook graag languit in het gras liggen om te genieten van de schitterende sterrenhemel en geregeld waren er ook vallende sterren te zien. Dat waren echt zalige vakanties.

Het is ook bij Wega dat ik mijn eerste voordracht gehouden heb, een uiteenzetting over wormgaten. Ik had de microbe toen al ernstig te pakken, en begrijpen hoe de kosmos werkt was voor mij een hoog doel. Dus lag het voor de hand om aan de universiteit fysica te gaan studeren omdat het in de fysica toch gaat over de basisprincipes hoe de natuur werkt.

En op die manier heeft Wega inderdaad een bepalende rol gespeeld bij mijn studiekeuze.

 

Je bent begonnen in Leuven, nu ben je er terug, maar tussenin ben je een hele tijd actief geweest in het buitenland, Katrien?

Ik ben inderdaad fysica gaan studeren aan de KU Leuven, en na mijn doctoraat trok ik eerst naar Oostenrijk en vervolgens naar de Verenigde Staten omdat ik echt wel zin had om naar het buitenland te gaan en zo mijn blik te kunnen verruimen.

In het begin van die studies dien je alle verschillende onderdelen van de fysica heel gedetailleerd te bestuderen, en het wordt allemaal op een erg wiskundige manier benaderd. Dat is natuurlijk wel ongemeen boeiend, maar niet altijd even vlot onder de knie te krijgen, het zijn eigenlijk wel zware studies. Maar de bekroning komt dan uiteindelijk in het laatste jaar wanneer alle aspecten van de fysica samenkomen en je zicht krijgt op het totaalplaatje. En dat was ook het moment dat sterrenkunde voor mij terug op het voorplan kwam want ik koos voor mijn thesis een project over de trillingen van sterren. Ik had altijd ook een passie voor kunst, en de activiteiten bij Wega waren tijdens mijn studentenjaren wat op de achtergrond geraakt omdat ik in die periode ook zelf vrij intensief en creatief bezig was met kunst. Het trillen van sterren was toen en is nu nog een vakgebied in de astrofysica waarin het Leuvense instituut voor sterrenkunde zeer geavanceerd in is. Het ging in mijn thesis over niet lineaire snelle trillingen van bepaalde types variabele sterren waarbij het de bedoeling was het fenomeen mathematisch te beschrijven en op basis daarvan te modelleren. Dat vond ik een boeiend onderwerp en toen ik in de loop van dat jaar het voorstel kreeg om daarover verder te werken via een doctoraat, heb ik daar enthousiast ja op gezegd.

En zeker ook heel boeiend tijdens die jaren van mijn doctoraat was dat ik de kans kreeg om in Chili een paar maanden te gaan waarnemen. Een paar maanden wil in de praktijk zeggen drie weken waarnemen, dan een pauze en dan nog eens drie weken waarnemen. Men regelt dat zo omdat maanden aan een stuk in die bergen zitten zonder eigenlijk daglicht te zien niet aan te raden is voor het menselijk organisme. Maar ik verzeker je dat het echt een fantastische ervaring is daar in de Atacamawoestijn in Chili te zitten waarnemen. De Paranal was in die periode nog niet helemaal operationeel, dus wij waren actief op La Silla. Ons instituut werkte daar toen samen met het sterrenkundig instituut uit Genève, en omdat wij in dat consortium aan hetzelfde onderzoeksproject meewerkten, kregen wij ook waarneemtijd toegewezen op de Zwitserse 1,2 meter Leonard Euler-telescoop die daar opgesteld staat. Dat was een superboeiende ervaring, en meteen ook mijn eerste eigen wetenschappelijke waarnemingen in het kader van mijn onderzoek.

 

Dat zelf waarnemen met grote telescopen is er voor astronomen tegenwoordig niet meer bij.

En dat komt natuurlijk omdat de instrumenten op die professionele observatoria sindsdien technologisch enorm geëvolueerd zijn. Er zijn speciale operatoren nodig om die kolossale en super gesofistikeerde kolossen te bedienen, en zij werken in opdracht van de vraag van de sterrenkundigen.

Ons instituut bood aan onze studenten van het vierde jaar die een thesis i.v.m. sterrenkunde deden ook in het kader van de samenwerking met de Zwitsers de mogelijkheid om naar het observatorium te gaan op de top van de Jungfraujoch in de Alpen om daar zelf te leren waarnemen. Zij werden daarbij begeleid door de doctoraatstudenten, en dus ging ik elk jaar minstens één keer voor een periode van twee weken naar Zwitserland om aan de studenten de kneepjes van het waarnemen bij te brengen. Dat project bestaat jammer genoeg nu niet meer, want die oude vorm van waarnemen waarbij je de hands on ervaring hebt die je tegenwoordig niet meer krijgt, was echt wel heel leerrijk. Ook in Chili deden we dat zo. Je ging zelf in de koepel bij de telescoop waarover je mocht beschikken en je bracht dan zelf de ster in beeld, je regelde de scherpstelling en je koos ook de gewenste filters om je waarnemingen mee te verrichten. Op die manier krijg je echt wel voeling met de sterrenkundige praktijk en voel je je als waarnemer ook echt verbonden met de sterrenhemel. En aangezien ik daar was in het kader van een project rond veranderlijke sterren gaf het echt wel een fantastisch gevoel om doorheen de telescoop de ster in kwestie duidelijk van helderheid te zien veranderen. Indrukwekkend. Als ik dagenlang achter mijn computer had zitten werken aan mijn onderzoek bekroop me soms wel eens het gevoel dat er in het leven nog andere boeiende zaken zijn dan sterrenkunde, wat natuurlijk ook zo is. Maar bij zo'n nachtelijke waarnemingssessie in de bergen in Chili waarbij je de Melkweg zo majestueus de sterrenhemel ziet overspannen en de Magellaanse wolken ziet pronken krijg je gegarandeerd het gevoel: sterrenkunde is het nec plus ultra.

 

Na je doctoraat ben je naar Wenen getrokken?

Het gevoel dat er ook andere dingen belangrijk zijn in mijn leven plus de drang om kennis te maken met en deel uit te maken van de internationale astronomische scene deed me besluiten om als postdoc naar Wenen te trekken, het plaatselijke instituut voor sterrenkunde was toen op het gebied van asteroseismologie immers echt wel de top. Ik kreeg er de kans om in 2003 een eigen project uit te werken. En zo ben ik daar acht jaar lang aan de slag geweest met alle nodige middelen en mensen om mijn onderzoek uit te voeren i.v.m. het zogenaamde Blazhko-effect bij sterren van het type RR Lyrae. Dat effect is aan het begin van de twintigste eeuw voor het eerst opgemerkt door de Russische astronoom Sergey Blazhko en werd dus naar hem vernoemd. Het gaat om een opmerkelijke variatie in de periode en/of de amplitude die waargenomen wordt in het licht afkomstig van een groot percentage van de RR Lyrae sterren. Mijn project had de bedoeling om dat effect beter te begrijpen, en daarom werd er in een internationale context spectroscopisch en fotometrisch onderzoek verricht aan een representatief staal van enerzijds sterren waarbij het Blazhko-effect wel werd waargenomen en anderzijds sterren waarbij het effect niet optrad. Door die gegevens te vergelijken probeerden we te achterhalen welk fysisch mechanisme aan die variaties ten grondslag zou kunnen liggen.

Als wetenschapper kom je vaak in contact met collega's tijdens conferenties en dergelijke die geregeld door alle grote instituten georganiseerd worden, en tijdens een van die bijeenkomsten leerde ik in de VS het Center for Astrophysics kennen in Cambridge, Massachusetts.Dat centrum is verbonden aan de beroemde universiteit van Harvard, en heeft een schitterende reputatie op gebied van sterrenkundig onderzoek. Daar zag ik mezelf ook best wel actief zijn.

 

Onderzoek verrichten samen met de wereldtop is zeker een droom voor menig astronoom?

Die internationale samenwerking is toch echt wel stimulerend. Wenen was voor mij op dat vlak al een geweldige ervaring, zeker als ik het vergelijk met hoe het Leuvense instituut voor sterrenkunde was toen ik er studeerde. In die periode werd er zeker ook onderzoek gedaan op hoog niveau, maar er zaten hier maar enkele postdocs vanuit het buitenland. Intussen is dat spectaculair veranderd en ons instituut heeft momenteel een heel sterke internationale uitstraling. Je hoort bijna alleen maar Engels praten omdat er hier een heleboel wetenschappers onderzoek verrichten die oorspronkelijk niet uit Vlaanderen komen. Leuven is echt een aantrekkingspool geworden met enkele hoogleraren van wereldfaam, zoals Conny Aerts. Wereldwijd zijn er niet zo heel veel professionele astrofysici, en daarom is het noodzakelijk dat er internationaal samengewerkt wordt. En ik moet zeggen dat Leuven daar heel goed in mee is geëvolueerd. Ons instituut is momenteel wereldtop, echt één van de excellentiecentra op gebied van astrofysica. Je kan er nu ook een master doen in sterrenkunde, die is van heel hoge kwaliteit, en daar komen ook studenten op af van uit de hele wereld.

Conny Aerts was trouwens mijn promotor, ik ben één van haar eerste doctoraatsstudenten. Zij is echt een pionier op het vlak van asteroseismologie, het bestuderen van de interne structuur van sterren via de analyse van de manier waarop ze trillen. In Wenen was men daar ook heel intensief mee bezig met ook een aantal onderzoekers met naam en faam. Toen ik vernam dat ze op zoek waren naar een postdoc heb ik niet lang getwijfeld om de stap naar ginds te zetten.

 

Met jouw grote belangstelling voor cultuur moet wonen en werken in Wenen toch wel een prachtige belevenis zijn geweest?

Absoluut, het is een prachtige stad op velerlei vlakken. Het is een hele fijne stad om in te wonen en cultuur valt er bijna overal te beleven. Niet voor niets scoort Wenen altijd bijzonder hoog als het gaat over levenskwaliteit. En bovendien bevindt er zich in die prachtige stad ook een heel mooie oude sterrenwacht.

 

Een andere wereld dan de steden in VS?

Het is zeker anders, en elke plaats heeft zijn voor- en nadelen, maar de omgeving waar ik terecht kwam was nu niet bepaald de typische maatschappij van de stad of het platteland die we goed kennen uit de Amerikaanse films. Cambridge vlak bij Boston is een oase van intellectuele openheid, het is een soort eiland waar je bijna uitsluitend hoogopgeleide mensen tegenkomt die met geavanceerde ideeën bezig zijn. Het is zeer zeker een onrealistische wereld waar je niet helemaal kan in opgaan, maar het is wel een bijzonder stimulerende omgeving om er een periode van je leven door te brengen, omringd door allemaal mensen met een heel open geest.

Persoonlijk vind ik het heerlijk om in een omgeving ondergedompeld te zijn waar je een soort kosmopolitisch gevoel ervaart. Als je in Wenen rondloopt, hoor je naast het Duits vele andere talen. In die stad vind je immers een heleboel internationale instanties die er hun zetel hebben, zoals de Verenigde Naties, en dat zorgt voor een open sfeer waar je gemakkelijk met verschillende culturen in aanraking komt. En dat gevoel had ik in Amerika ook. Tijdens de koffiepauze kan je daar met om het even wie los van elke hiërarchie een praatje slaan over de dingen waar je mee bezig bent. Het is mij ooit overkomen dat ik bij de koffie een boeiende babbel had gehad met iemand van het centrum, nadien pas realiseerde ik mij dat de man een Nobelprijswinnaar was. Die vlotte manier van omgaan met elkaar in Amerika vond ik zeker erg verfrissend.

 

Jij bent ook nauw betrokken bij het ontwikkelingsprogramma van de internationale astronomische unie IAU, Katrien?

Zoals ik al eerder zei ben ik natuurlijk wel erg geboeid door het werk van astronome, anders zou ik het niet doen. Maar als je enkel maar uren- en dagenlang achter je computer zit en bezig bent met data om op basis daarvan een wetenschappelijk artikel te publiceren dat wel bijdraagt aan onze kennis maar hoop en al door enkele tientallen of misschien honderd mensen gelezen zal worden is dat voor mij persoonlijk onvoldoende, ik had het gevoel dat ik iets wou doen dat toch wel met astronomie te maken heeft maar tegelijkertijd in mijn ogen voldoende maatschappelijk relevant is.

En zo ben ik op het idee gekomen contact te nemen met de IAU, de koepelorganisatie van alle professionele astronomen uit de hele wereld, momenteel zowat elfduizend personen. Binnen de IAU is er een afdeling waar men astronomie wil gebruiken als hefboom tot ontwikkeling, het Office of Astronomy for Development. Een tiental jaar geleden ben ik daar beginnen in meedraaien, en dat gaf me meteen heel veel voldoening. Het kwam er voor mij op neer om les te gaan geven in landen waar nog geen sterrenkunde onderwezen wordt. Dat hoeven dus niet noodzakelijkerwijs ontwikkelingslanden te zijn, het kan ook gaan om landen waar misschien wel op economisch vlak al een en ander bereikt is, maar waar tot nu toe nog niet voldoende basis was om ook aan sterrenkunde te doen. De bedoeling was niet alleen om daar ter plaatse sterrenkundigen te willen vormen, maar ook om jonge mensen te motiveren om aan wetenschappen te doen, en we weten dat sterrenkunde daar een heel goed middel toe is. En zo heb ik tussen 2006 en nu ongeveer één keer per jaar geprobeerd om in een aantal landen in West-Afrika maar ook in Mongolië een onderwijsproject op poten te zetten waarbij ik zelf ook in scholen les heb gegeven. Dat lijken me telkens zinvolle projecten die me heel veel voldoening geven.

 

In grote delen van Afrika leeft men toch nog in een magische wereld waar geesten alomtegenwoordig zijn. Is het niet heel moeilijk om daar tegenin te gaan?

Er is daar zeker nog enorm veel werk aan de winkel, en we staan nog maar aan het begin van een lange weg, maar we mogen toch wel hoopvol zijn omdat er op een gestructureerde manier gewerkt wordt. Ik ben er al meer dan tien jaar mee bezig en ik stel vast dat ook de IAU in dit verband veel professioneler opereert met de oprichting sinds een vijftal jaar van dat Office of Astronomy for Development. Het bijbrengen van de beginselen van sterrenkunde en van wetenschappen aan jongeren en ook aan volwassenen is natuurlijk essentieel in het kader van het willen bewustmaken van de lokale mensen hoe zinvol en belangrijk wetenschap is om op een open en onbevangen manier in het leven te staan. Maar naast dat intellectuele aspect willen we ook dat astronomie op sociaaleconomisch vlak als hefboom kan dienen om aan ontwikkeling te doen. Zo is bijvoorbeeld het project Square Kilometer Array of kortweg SKA niet zo lang geleden officieel goedgekeurd, een internationale samenwerking om een supergrote radiotelescoop te bouwen die veel  meer mogelijkheden zal hebben dan alle vergelijkbare instrumenten die momenteel bestaan. In dit verband zullen er in acht Afrikaanse landen antennes gebouwd worden die de hoofdantenne in Zuid-Afrika moeten ondersteunen. Dat betekent ook acht keer de bouw van een hele infrastructuur rond het antennepark met ook wegen ernaartoe, accommodaties voor de wetenschappers, een goede internetverbinding, winkels, enzovoort die voor de hele locale gemeenschap heel wat voordelen zullen opleveren.

Herinner jij je nog de galileoscopen van enkele jaren geleden?

 

Ja natuurlijk, een zelf gemakkelijk ineen te steken plastieken replica met een lensje van 50 mm van één van de lenzenkijkers van Galileo Galilei, de uitvinder van de sterrenkijker.

Inderdaad, dat was in het kader van het internationale jaar van de sterrenkunde in 2009 ter gelegenheid van vier honderd jaar telescopen. Ik zat toen mee in het comité voor de verdeling van de galileoscopen, en ik heb ervoor gezorgd dat Senegal voor een project in 2010 tachtig galileoscopen kon krijgen. Met onze lading sterrenkijkers zijn we naar moeilijk bereikbare dorpjes getrokken om er met de lokale bevolking te praten over sterrenkunde. Het was een echte dialoog want enerzijds wilden wij graag van hen vernemen wat de sterrenhemel voor hen betekent, of zij ook bepaalde sterrenbeelden hebben, welke namen zij aan de hemelobjecten geven, enzovoort, en anderzijds gaf ik lezingen over sterrenkunde en werkte ik samen met leerkrachten om hen uit te leggen hoe een telescoop werkt en wat je ermee kan zien aan de sterrenhemel.

Je zou die uitwisseling van ideeën eigenlijk culturele astronomie kunnen noemen. Met dergelijke projecten kan je heel veel bereiken, want iedereen, ongeacht zijn of haar culturele achtergrond, kijkt wel eens naar de sterrenhemel en stelt zich daar vragen bij, en zo krijg je vlot toenadering tot elkaar.

In West-Afrika is men ervan overtuigd dat als ze een vallende ster zien dat de dood aankondigt van iemand uit hun omgeving. Ik vertelde dat bij ons een vallende ster wil zeggen dat je een wens mag doen, maar dat het in feite enkel gaat om kleine steentjes die aan enorme snelheden de atmosfeer binnendringen en opbranden. Er waren natuurlijk nog altijd mensen ginds die me niet geloofden en ervan overtuigd bleven dat het ging om naderend onheil, maar voor een boel anderen was mijn uitleg een hele geruststelling. Voor hen betekende de wetenschappelijke verklaring een bevrijding. En zo probeerde ik de kinderen voor wie ik mocht spreken te motiveren om zoveel mogelijk verder te studeren. Daarbij is het natuurlijk heel belangrijk dat ouders hun kinderen steunen om verder te studeren. Het is een investering die zich later ruimschoots terugbetaald als hun zoon of dochter met een mooi diploma op zak een goed loon verdient. Maar er valt zoals eerder gezegd op dat vlak ook nog veel werk te verrichten.

 

Prachtig dat jij je zo engageert, Katrien!

Voor mij is er nu een mooie balans tussen onderzoek en sociale projecten. Het is wel zo dat een professionele sterrenkundige uitsluitend wordt beoordeeld op basis van de artikels die hij of zij publiceert. Als je genoeg via je publicaties kan aantonen dat je onderzoek leidt tot nieuwe resultaten wordt dat gehonoreerd, maar je engagement op het vlak van STEM of om sterrenkunde te gebruiken als middel om mensen vooruit te helpen wordt in de wetenschappelijke wereld eigenlijk veel te weinig gevalideerd. Maar daarvoor doe je het natuurlijk niet en dat soort werk bezorgt je vaak heel veel persoonlijke voldoening.

Ik denk concreet aan een student uit Mongolië die amper zestien was toen ik hem leerde kennen. Een geweldig enthousiaste jongen, hij wist dat ik les ging komen geven en vroeg me of hij mijn lessen in het Engels mocht vertalen in het Mongools. Hij heeft dat twee weken lang met veel toewijding gedaan. Die jongen was een echt supertalent, en ik spoorde hem aan om in het buitenland astronomie te gaan studeren, omdat die studierichting in Mongolië niet bestaat. Zijn moeder wist natuurlijk wel van zijn passie voor sterrenkunde, maar wou dat hij iets studeerde waardoor hij later een goed inkomen zou verwerven, en daarom was hij rechten gaan studeren. Maar omdat hij zo buitengewoon getalenteerd is hebben nog andere astronomen hem aangespoord om toch de weg van de sterrenkunde in te slaan, hij heeft uiteindelijk een beurs gekregen om in Amerika te gaan studeren, intussen is zijn doctoraat bijna klaar, en hij heeft al heel wat aanbiedingen van de meest gerenommeerde instituten om zijn onderzoek bij hen verder te zetten. Zo blijkt nog maar eens dat mensen die er echt voor willen gaan vaak maar een klein duwtje in de rug nodig hebben om het dan toch te doen. Het is als astronoom prachtig om met je onderzoek iets nieuws te ontdekken, maar het is ook super om jonge mensen te helpen hun bestemming te vinden.

 

Het was jouw bestemming om sterren voor ons te laten zingen? Er staat een prachtig filmpje van jou met je cello op YouTube ter gelegenheid van de finale van Fame Lab Belgium 2015. Ook al was de tijd waarover je beschikte met slechts drie minuten erg bemeten, toch is het een plezier om je over je onderzoek naar stertrillingen te horen spreken én musiceren!

Dankjewel, dat was inderdaad een heel fijne belevenis. Voor veel mensen lijkt het raar dat sterren geluid maken, want het heelal is toch leeg en dus is er geen medium om die geluidsgolven tot bij ons te brengen zoals de lucht dat op Aarde wel doet. Maar we kunnen sterren die we waarnemen via verschillende soorten telescopen en zelfs met het blote oog in helderheid zien veranderen, wat te maken heeft met het uitzetten en inkrimpen van die sterren. Uit die vibraties, die trillingen kunnen we perioden afleiden, en die kunnen we omzetten tot geluid. En de manier waarop de sterren trillen, maakt het voor ons, asteroseismologen, mogelijk om te achterhalen wat de inwendige structuur is van de ster in kwestie.

Je zou op die manier kunnen stellen dat ons universum één groot kosmisch concert is waarbij sterren verschillende soorten geluiden maken, afhankelijk van de manier waarop ze trillen. Net zoals je in een orkest verschillende instrumenten hebt met elk hun eigen klankkleur heb je dat in de kosmos ook. Er zijn sterren die trillen in de orde van minuten, andere doen dat in de orde van uren en er zijn er zelfs die een keer om de paar jaar trillen. Je begrijpt dat dergelijke geluidsgolven veel te traag zijn om door onze menselijke oren waargenomen te kunnen worden, maar als we die trillingen een aantal octaven hoger afspelen, kunnen we het wel hoorbaar maken. En zo ontstaat die muziek of dat gezang van de sterren

 

Hetgeen je tijdens dit interview vertelde, Katrien, is allemaal zeer boeiend om naar te luisteren, maar nu hebben we het eigenlijk nog niet specifiek over jouw onderzoek gehad i.v.m. de sterren van het type RR Lyrae, over de resultaten van het Blazhko-project en het belang van de Kepler-satelliet voor het bestuderen van stertrillingen. Als je dat goed vindt zullen we maar meteen afspreken dat je hierover eens een lezing komt houden op MIRA?

Dat zal ik met veel plezier doen.

 

Alleszins dank voor het gesprek.