2015-01 HistoRik over ... Govaart Wendelen


Govaart Wendelen ( 1580 – 1667 )

Deze keer iemand uit onze streken, die te veel wordt vergeten. In sommige geschriften wordt hij wel eens de grondlegger genoemd van de moderne sterrenkunde. Er wordt dan ook bijgezegd dat hij past in de rij van bekende geleerden uit de zeventiende eeuw, die hun stempel drukten op de kennis van de wetenschappen, zoals N. Copernicus, T. Brahe, J. Kepler en I. Newton.

Govaart Wendelen is geboren in Wuest-Herck. Tijdens de franse revolutie werd deze hernoemd tot Herck-la-Ville en later tot het ons bekende Herk-de-Stad. Hij komt uit een welstellende familie, zijn vader bleef tot zijn dood schepen van de stad en was zelfs vier maal burgemeester. Govaart Wendelen had zelfs een eigen wapenschild. Zoals veel humanisten verlatijnste hij zijn naam naar Wendelinus of Vendelinus, en zijn voornaam tot Godefridus. Deze voornaam vinden we in alle mogelijk varianten terug. Zo staat er op zijn gedenksteen op de Montagne de Lure in de Provence : Godefroy Wendelin, een verfranste versie dus.

Van zijn jeugd weten we niet veel. Tot zijn vijftien jaar volgt hij de Latijnse School in Herk en daarna 2 jaren Jezuïtencollege in Doornik. Op zijn tiende jaar in 1590 was hij getuige van een maansverduistering en waarschijnlijk is daar zijn interesse voor het heelal ontstaan.

Daarna schrijft hij zich in Leuven in voor een tweejaarlijkse cursus van basiswetenschappen.

In 1598 reist hij richting Praag om er Brahe (1546-1601) en Kepler (1571-1640) te ontmoeten, maar onderweg in Nürnberg wordt hij ziek en moet terugkeren. Of hij later nog een ontmoeting heeft met een van beide is nergens bevestigd.

Welbekend is zijn dertienjarig verblijf in Frankrijk dat begint in 1599. Zijn eerste astronomisch werk van wetenschappelijke waarde is de precieze berekening van de noorderbreedte van Marseille.

Het jaar nadien reist hij even naar Italië en bezoekt er Rome en andere steden en neust er in diverse bibliotheken. Bij zijn terugkeer in Frankrijk kan hij aan het werk als leraar in Digne. Hij komt wel even terug naar Herk in 1604 en gaat dan weer naar Zuid-Frankrijk. In Forcalquier kan hij aan het werk als huisleraar bij een vrederechter. In dat grote huis kan hij zijn waarnemingen doen vanop het balkon. In de bibliotheek van de vrederechter en van zijn vrienden vindt hij vele wetenschappelijke werken. Hij doet er zijn ruime kennis op en ook zijn astronomische waarnemingen blijven niet zonder resultaat. Al in 1610 ontdekte hij dat planeetbanen in een ellips om de zon draaien. Hij geloofde in het heliocentrisme van Copernicus, wat in die tijd toch gewaagd was. Hij merkte ook dat de planeten versnellen korter bij de zon en vertragen bij verwijdering van de zon. Hij legt dan ook het verband tussen de omlooptijd en de afstand. Pas negen jaar later wordt dat de derde wet van Kepler. Wendelen had dus al de drie wetten van Kepler gevonden, maar niet in wetten neergeschreven. Hieruit haalt Isaac Newton later zijn wetten over de aantrekkingskracht die gepubliceerd worden in de “Principia”, uitgegeven in 1687. Newton vermeldt hierin ook Wendelen tussen de 71 auteurs die aan de basis lagen van zijn grote werk.

Wendelen past die wet later ook toe op de ellipsbanen van de manen van Jupiter. Dat kon pas na 1611 toen de eerste telescoop werd uitgevonden en gebruikt door Galileï (1564-1642). Wendelen richt in de Montagne de Lure ook een eenvoudig observatorium op en doet er zijn verdere waarnemingen in astronomie en meteorologie. Het is het eerste observatorium in Frankrijk waar er voor Wendelen een gedenksteen werd opgericht in 1953. Dat is ook de plaats waar de “Observatoire de Haute-Provence” werd opgericht. Omdat hij inwoonde bij een vrederechter verdiept hij zich ook in de rechtsgeleerdheid en haalde een doctoraat in kerkelijk en burgerlijk recht aan de universiteit van Orange in 1611.

In 1612 verlaat hij zijn geliefde Provence, de familie d’Arnaud en zijn geleerde vrienden en keert terug naar Herk om er eerst leraar te worden en later ook directeur aan de Latijnse School. In die periode doet hij waarnemingen van 9 maansverduisteringen.

Hij komt ook in contact met de leuvense professor Puteanus waarmee hij een vriendschap onderhoudt voor de rest van zijn leven. Waarschijnlijk wordt hij hierdoor aangetrokken om priester te worden, waardoor hij in 1620 op 40-jarige leeftijd tot priester gewijd wordt en krijgt hij de functie van pastoor in Geetbets. Maar hij ondervindt er heel wat moeilijkheden vooral voor het innen van de tienden voor de kerk, omdat die al jaren werden verwaarloosd alsook de nodige werken aan kerk en pastorij. Er is verzet van de bevolking die hem zelfs beschouwd als een tovenaar. In die periode doet hij ook nog 10 waarnemingen van maansverduistering en publiceert in 1626 zijn eerste grote werk “Loxias” over sterrenkunde waarin Wendelen aanhaalt dat de helling van de Ecliptica verandert tussen 23°30 en 24°30 wat Kepler altijd bestreed, maar hetgeen toch juist was.  In 1632 verschijnt nog  “Aries”, een literair werk. In Geetbets breekt ook nog de pest uit in 1629 en steekt dan ook veel tijd in zijn parochiaal werk.

Na dertien jaar bekomt hij in 1633 zijn overplaatsing als pastoor naar Herk-de-Stad (toen nog Wuest-Herck) wat hij zal blijven doen tot 1650. In die tijd heeft zijn vriend Puteanus hem gevraagd om wiskunde te doceren aan de Universiteit van Leuven, maar dat is nooit doorgegaan, waarschijnlijk omdat Wendelen een voorstander was van het heliocentrisme van Copernicus en de universiteit heeft zich tot het einde van de 17e eeuw verzet tegen deze revolutionaire ideeën.

Deze periode is zeer productief voor Wendelen. In 1643 brengt hij zijn “Lampas” uit, een boek over een lamp met 4 lichtpunten die verwijzen naar 4 wetten over maan- en planeetbanen, maar die vlug onjuist bleken. En in 1644 komt het boek “Eclipses lunares (van 1573 tot 1643)” uit, zijn belangrijkste werk.

Uit 40 jaar waarnemingen en precieze metingen van 82 eclipsen en door te vergelijken met andere astronomen komt hij tot merkwaardige conclusies :

  • De slingerbeweging van een slingeruurwerk is korter in de winter
  • Een jaar is 365d 5h 49m 5s (huidige waarde is 45s)
  • Zonneparallax is 14” i.p.v. 1’ en daardoor brengt hij de afstand van de zon op 229x de afstand aardemaan (bij Aristarchus 19x, Kepler 57x, huidig 390x)
  • Precessie en equinox worden nauwkeuriger
  • Door de vergelijkingen kon hij de lengteligging, vooral naar het oosten toe, herberekenen en vond hij dat de Middellandse Zee 1000km te lang was.
  • Hij bevestigt er nogmaals zijn aanhang van het copernicaans wereldbeeld.

In 1650 wordt hij benoemd tot kanunnik en officiaal in Doornik (kerkelijk rechter). Daar brengt hij in 1653 nog zijn boek “Teratologia Cometica” uit over o.a. de komeet van 1618. Merkwaardig is dat hij al in 1619 liet weten dat zijn werk bijna klaar was.  Waarschijnlijk heeft hij zich jaren afgevraagd hoe kometen ineens verschijnen. Zijn theorie was dat materie uit de zon werd gestoten en zodus in een willekeurige baan om de zon kwam. Geen slecht idee voor die tijd. In Doornik is er ter zijner ere een gedenkplaat opgericht met daarop een latijse vers over zijn opmerkelijke kennis. Wegens zijn gezondheid stopt hij met deze functie in 1654 maar blijft er nog tot 1659.

Dan gaat hij inwonen bij familie in Gent en sterft er in 1667. Zijn graf is onbekend.

 

Dat Wendelen niet de faam kreeg zoals Kepler, Brahe en andere tijdgenoten is te wijten aan verschillende factoren. In een periode van beperkte reismogelijkheden waren de verplaatsingen naar drukkers in grote steden moeilijk, hij had geen uitgever voor astronomische werken om zijn theorieën te verspreiden, hij had geen geldschieter om op belangrijke momenten zijn bekendheid te forceren en hij bleef te bescheiden en wou zijn werk als pastoor niet verwaarlozen.

Nochtans waren zijn relaties met zijn grote tijdgenoten uitstekend en kreeg hij van hen grote waardering en aanzien. Zijn leuvense vriend Puteanus schrijft samengevat :” Govaart Wendelen, mijn vriend, moet door iedereen geacht worden omdat hij alles weet of toch zoveel als mogelijk. Hij moet vermeld worden tussen de groten van weleer. Hij heeft alle wetenschappen doorgrond en leerde alle talen om in geen enkel volk vreemdeling te zijn.”

Dat hij internationale bekendheid verwierf zien we op een maankaart van Riccioli uit 1651 waarop 200 kraters genoemd worden naar grote geleerden, waaronder Vendelinus. Het is een walvlakte aan de oostelijke maanrand met een diameter van 147km met randen van 1500m boven het landschap en 2200m tot de bodem van de krater. Kleinere kraters worden Vendelinus genoemd plus een letter.

In Herk-de-Stad is er een monument opgericht nabij het stadhuis, er is een Wendelenplein aan de kerk met een meridiaanlijn en een zonnewijzer aan een kerkmuur. Er is ook een Wendelenzaal in het Cultureel Centrum. En ook in de Cosmodrome in Genk is er een Wendelenzaal.

En vergeten we niet de gedenktekens aan de Montagne de Lure en in Doornik.