2006-02 MIRA Ceti sprak met... Bruno Raeymaekers


In onze moderne maatschappij zijn wij op velerlei vlakken gebaat door de technologische vooruitgang van de afgelopen paar honderd jaar. Het leven verloopt heel wat makkelijker dan vroeger en de levensverwachting is dan ook fors toegenomen. Maar er zijn uiteraard ook minder positieve kanten aan deze evolutie. Zij die b.v. graag de sterrenhemel bewonderen, weten maar al te goed dat door storende verlichting een heleboel sterren en vaak ook de complete Melkweg in Vlaanderen onzichtbaar zijn geworden.
Er zijn evenwel dappere strijders onder ons, die zich onverdroten inzetten om het probleem lichthinder ten gronde aan te pakken. En dit niet door op een fanatieke en onverdraagzame manier tegen windmolens te vechten, maar door op een positieve en weloverwogen manier met de overheid en de bedrijfswereld in dialoog te treden. Eén van deze dapperen is Bruno Raeymaekers, 23 jaar jong, burgerlijk ingenieur, en al jarenlang vrijwillige medewerker op Volkssterrenwacht MIRA. Met hem hadden we volgend gesprek.

Philippe Mollet en Bruno Raeymaekers

 

Bruno, hoe is jouw belangstelling voor lichthinder eigenlijk ontstaan?

In het laatste jaar middelbaar dienden wij voor het vak aardrijkskunde een werkje te maken over onze gemeente. Ik had net een artikeltje gelezen over de lichthinderproblematiek, en het leek me dan ook een leuk idee om eens concreet na te gaan in hoeverre er in mijn gemeente Schepdaal ook sprake was van lichthinder. Ik heb dat dus onderzocht, er een tekst over geschreven en mijn bevindingen geïllustreerd met enig beeldmateriaal waaruit duidelijk kon blijken dat er wel degelijk storende verlichting te vinden was in de buurt waarin ik toen woonde.
Door op MIRA actief te zijn kwam ik nadien ook in contact met mensen van de Werkgroep Lichthinder van de VVS. Ik woonde enkele vergaderingen bij en besloot me wat meer te engageren op dit terrein. Om lichthinder bij een groter publiek bekend te maken was er de Nacht van de Duisternis en beschikte de werkgroep over een bescheiden foldertje. Maar een website was er niet, en aangezien ik zelf al enige ervaring had op dat vlak, wou ik me wel bezig houden met het in mekaar steken daarvan. En zo is er dus geleidelijk voor de werkgroep een website over lichthinder tot stand gekomen, die uiteindelijk op enkele jaren tijd gegroeid is tot hetgeen hij nu geworden is. Via die website kunnen belangstellenden ook foldertjes, posters en PowerPoint-presentaties over lichthinder downloaden.

Wat is precies het verschil tussen lichthinder en lichtvervuiling?

Lichthinder is overlast die bij mens en dier veroorzaakt wordt door kunstlicht, en dat door rechtstreekse verblinding, als storende factor bij het verrichten van avondlijke of nachtelijke activiteiten, of als bron van onbehagen. Lichtvervuiling wordt gedefinieerd als de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht. Het spreekt voor zich dat sterrenkundige activiteiten veel last ondervinden van lichtvervuiling, maar als je de overheid of de bedrijfswereld in dit verband interpelleert, zullen zij toch vooral geïnteresseerd zijn in economische argumenten. Wanneer wij stellen dat er heel veel geld bespaard kan worden door op een goede manier te verlichten, dan heeft men daar natuurlijk wel oren naar. Ook ecologische argumenten zijn tegenwoordig zeker van tel, en daarom is de steun vanuit de hoek van natuurverenigingen zeker welkom om het lichthinderprobleem effectief aan te pakken.Met hun World Atlas of the Artificial Night Sky Brightness hebben Cinzano, Falchi en Elvidge een belangrijke bijdrage geleverd om het probleem lichthinder wereldwijd in kaart te brengen. En Vlaanderen scoort erg slecht.
Ook het gezondheidsaspect speelt een rol, nietwaar?

Zeer zeker. Het gebeurt maar al te vaak dat het licht van straatlampen doordringt tot in de slaapkamers van de bewoners in de buurt. Uit een grootschalige Amerikaanse studie die onlangs werd gepubliceerd blijkt nu dat een slaapkamer die ’s nachts verlicht is negatieve effecten voor de gezondheid kan hebben. Het gaat hier dan niet over het licht van een felle spot die gedurende de ganse nacht de kamer rechtstreeks in fel licht doet baden, maar wel over het licht van een straatlamp die binnenschijnt of de lichtgloed van sommige wekkerradio’s. Die studie heeft aangetoond dat vrouwen die ’s nachts in een verlichte omgeving werken tot veertig procent meer kans hebben op het krijgen van borstkanker. En hetzelfde effect is er ook voor vrouwen die ’s nachts slapen in een kamer met slechts een kleine hoeveelheid licht. Het blijkt immers dat als je in een volledig verduisterde omgeving bent, je lichaam de stof melatonine begint te produceren. Je wordt daar niet alleen slaperig van, maar het heeft ook effect op je hormonenhuishouding. Melatonine zorgt er bij vrouwen b.v. voor dat een hormoon zoals oestrogeen beter in de hand wordt gehouden. Als je in een kamer slaapt met achtergrondlicht, dan daalt de melatonineproductie aanzienlijk, en zal het vrouwenlichaam te veel oestrogeen aanmaken, wat kan leiden tot het ontstaan van borstkanker. Dus ook op het vlak van gezondheid zijn er belangrijke indicaties dat men met nachtelijke verlichting toch moet opletten. Tijdens medische congressen die tegenwoordig gehouden worden is er ok wel steeds een sessie over kunstlicht en de effecten ervan op de gezondheid.

Er bestaat een reglementering op het vlak van lichthinder. Maar heeft de goegemeente wel begrip voor dit soort zaken? Als men b.v. een leuk feestje aan het bouwen is met een batterij hinderlijke lasers erbij om het partygehalte op te drijven zullen de wettelijk ondersteunde verzuchtingen van een amateur-sterrenkundige over lichthinder wellicht weinig indruk maken?

Dat is natuurlijk een moeilijke situatie. In zo’n gevallen zal men veelal negatief of zelfs vijandig reageren, omdat jij in kwestie de pretbederver bent. Men reageert op die manier omdat men hoegenaamd niet op de hoogte is over enige reglementering ter zake. Het feit dat er zoiets als lichthinder bestaat is bij het grote publiek absoluut niet bekend. Ook bedrijven en zelfs politiediensten zijn doorgaans niet op de hoogte. Wat er in de reglementering van Vlarem-II staat over lichthinder is eerder beperkt: het gaat over een viertal artikeltjes, maar je kan er b.v. wel in lezen dat skytracers in Vlaanderen verboden zijn. Nu zijn er natuurlijk bedrijven die skytracers verhuren en wel degelijk op de hoogte zijn van het feit dat die dingen eigenlijk verboden zijn. Maar uiteraard willen zij winst halen uit hun investeringen en bijgevolg durven zij die skytracers wel eens verhuren zonder erbij te vermelden dat er op dat vlak een wetgeving is die het gebruik ervan verbiedt.
Naast de Vlarem-reglementering heb je ook de wetgeving aangaande de luchtvaart in ons land. Wie een skytracer wil installeren, dient contact op te nemen met de bevoegde instanties op het gebied van luchtvaart om duidelijk te maken dat die toestellen niet zodanig geplaatst worden dat ze hinderlijk zouden kunnen zijn midden in de aanvliegzone van een bepaalde luchthaven, met alle mogelijke gevaarlijke situaties van dien. Een telefoontje naar die bevoegde diensten volstaat om snel een toelating te verkrijgen. Via Vlarem gebeurt het hoogst uitzonderlijk dat er toelating wordt gegeven om met skytracers aan de slag te gaan. Dat dient te gebeuren door middel van ministeriele besluiten die gepubliceerd moeten worden in het Staatsblad. Er zijn maar drie of vier evenementen in Vlaanderen die daarvoor een toelating hebben. Zo kan de Decascoop in Gent tijdens het jaarlijkse filmfestival gebruik maken van skytracers onder speciale voorwaarden en gedurende welbepaalde uren. Als je dus ergens zo’n ding ’s avonds en ’s nachts bezig ziet, mag je er bijna honderd procent zeker van zijn dat het daar illegaal staat lichthinder te produceren. Je kan dan zeggen: ach, binnenkort is dat ding verdwenen. Maar het probleem is dat het gebruik ervan navolging krijgt. Toen enkele jaren geleden de eerste reeks van “Hoe?Zo!” op Eén liep, zag je in het promotiefilmpje Bart Peeters tussen skytracers rondhollen. De weken en maanden nadien zagen we die dingen veel meer dan voordien overal te lande opduiken.
Wie aan sterrenkunde doet en door dit soort lichtbronnen gestoord wordt, kan proberen de personen die verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van die dingen met behulp van de nodige wetteksten te overtuigen om aan de lichthinder een einde te maken. Op de website van de werkgroep lichthinder vind je alle nodige informatie en ook werkwijzen om dergelijke problemen aan te pakken. Maar doorgaans zal je niet veel gehoor krijgen. Dan zit er niets anders op dan naar de politie te stappen. Dat is natuurlijk een grote stap die mensen niet gemakkelijk zetten. Je riskeert bovendien dat de politie niet begrijpt waarover je het hebt. Ik ben zelf enkele keren in Gent naar het politiekantoor getrokken, en heb dan geduldig uitgelegd waarover mijn klacht precies ging en dat er voor dat soort zaken een reglementering bestaat. Na enig zoekwerk heeft men die wetteksten ook effectief teruggevonden en moest men concluderen dat mijn klacht wel degelijk gegrond was. Er werd een proces verbaal opgesteld en vervolgens is men de situatie ter plaatse gaan onderzoeken. Met als resultaat dat enkele dagen later de hinderlijke toestellen verdwenen waren.
Wie dus met dit soort klachten richting politie trekt, moet zich niet laten ontmoedigen als men daar aanvankelijk terughoudend reageert. Het is dan kwestie rustig proberen uit te leggen waarover het gaat en wat de wet hierover zegt, en desnoods met een weinig aandringen komt het ten slotte wel in orde.

Kan je met klachten over storende openbare verlichting ook bij de politie terecht?

De Vlarem-reglementering stelt dat niet functionele lichtoverdracht naar de omgeving moet vermeden worden. Zo’n tekst kan je natuurlijk op vele manieren uitleggen. Om een straat te verlichten dienen straatlampen geplaatst te worden, het functionele daaraan is het verlichten van de straat zelf en eventueel ook de voetpaden die ernaast liggen. Maar als die straatlampen opvallend in achtertuinen of slaapkamers binnenschijnen, dan is dat in principe een overtreding. Je kan dan naar het gemeentebestuur stappen en je klacht voorleggen, maar het zal niet eenvoudig zijn om gelijk te halen: men zal immers beginnen over het aspect veiligheid en probeer daar maar eens tegen in te gaan.
Sinds ruim een jaar kan men met alle mogelijke klachten in dat verband wel terecht bij de straatlampentelefoon, en dat dus niet enkel om te signaleren dat er ergens een lamp defect is, maar ook om erop te wijzen dat een bepaalde straatlamp hinderlijk staat opgesteld. Op MIRA is men zo b.v. al eens langsgekomen om de bovenste rand van de glaskap van een straatlamp zwart te verven, zodat het licht ervan nu voornamelijk op de rijweg terecht komt en niet meer doorstraalt naar het terras van de volkssterrenwacht. In bepaalde gevallen is zo’n eenvoudige ingreep mogelijk, maar in andere gevallen niet. In het slechtste geval moet je gewoon wachten tot er ooit nieuwe straatlampen worden geplaatst.
Ook op MIRA hebben wij te maken met de nodige lichthinder waardoor een boel objecten zelfs met behulp van telescopen moeilijk zichtbaar zijn. Sinds kort is er evenwel hoop op beterschap nu er vanwege de gemeente blijkbaar meer bereidheid is om op het vlak
Eventueel kan je ook via de gemeente of de lokale elektriciteitsnetbeheerder een aparte schakelaar aanvragen om één of enkele lampen voor een bepaalde periode te kunnen doven. Op MIRA is er b.v. zo’n systeem. Maar om zoiets als particulier gedaan te krijgen, moet je hopen op de nodige goodwill bij de betrokken partijen, en die blijkt vaak niet aanwezig te zijn. Volgens de letter van de wet kan je dan wel verdere stappen zetten, maar eer je alle procedures doorgeploeterd bent, ga je er veel tijd, energie en zelfs geld in gestoken hebben. Via de Werkgroep Lichthinder en de nieuwe vzw Preventie Lichthinder trachten wij de omgekeerde weg te bewandelen: de problemen aanpakken voor ze zich kunnen stellen. Wanneer in een gemeente een nieuwe wijk, straat of bedrijventerrein wordt aangelegd of als er in een straat nieuwe verlichting komt, dan is dat het ideale moment om bij het openbaar onderzoek een bezwaarschrift in te dienen. Preventie Lichthinder staat met raad en daad klaar om daarbij te adviseren. Het is immers zo dat over lichthinder best nagedacht wordt in de ontwerpfase van zulke projecten. Onze vzw staat intussen erg goed aangeschreven, en dat niet alleen bij gemeenten die ons contacteren om adviezen te geven, maar we zitten ook regelmatig samen met ontwerpers van grote verlichtingsbedrijven die nieuwe ontwerpen aan ons voorleggen opdat wij ze vanuit de optiek lichthinder zouden evalueren. Ons standpunt is dus zeker niet fanatiek alle verlichting te bestrijden, maar wel te adviseren opdat er op een goede manier zou verlicht worden.

Volgen jullie ook de evoluties en acties op het vlak van lichthinderbestrijding in het buitenland?

Uiteraard volgen we dat nauwgezet op en zijn er vele contacten. In de VS heb je de International Dark-Sky Association, een heel actieve vereniging met ook een Europese vleugel. In Italië is er een werkgroep die zich erg toelegt op de juridische kant van de zaak, met als resultaat een Italiaanse wetgeving die op het vlak van lichthinder als een voorbeeld mag gelden. In Nederland is men vooral bezig op het vlak van milieuonderzoek. En als er zo elders realisaties zijn die ook voor ons nuttig kunnen zijn, dan trachten wij daar zeker de nodige aandacht aan te besteden.
Maar op bepaalde domeinen mogen wij onze vereniging zeer zeker als voorloper beschouwen. Zo heeft b.v. Geert De Cock door een aantal technische ingrepen voor te stellen aan verlichtingsintallaties een serieuze bijdrage geleverd tot een aantal nieuwe ontwikkelingen die producenten tegenwoordig beginnen op te nemen in hun standaardassortiment. En ook die advizerende rol die wij geregeld bij gemeenten en bedrijven kunnen spelen is iets dat niet in andere landen voorkomt.

Wat is eigenlijk het Platform Lichthinder?

Dat is de overkoepelende organisatie die nu ongeveer anderhalf jaar bestaat en waarin momenteel de Werkgroep Lichthinder van de VVS, Preventie Lichthinder en de Bond Beter Leefmilieu zitten.
Het is allemaal begonnen met de Werkgroep Lichthinder, maar de laatste jaren kwamen er steeds meer technische aspecten bij kijken, zodat het uiteindelijk beter leek met Preventie Lichthinder een autonome vereniging op te richten die technische adviezen aan gemeenten en bedrijven geeft, die audits doet, en die ook multimediapresentaties en cursussen opstelt om via die weg bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen over de problematiek lichthinder te informeren. En dan is er ook nog de Bond Beter Leefmilieu, die zich i.v.m. lichthinder voornamelijk bezig houdt met sensibilisering, zoals b.v. d.m.v. de organisatie van de Nacht van de Duisternis.

Hoe kan ik concreet inschatten hoe goed of hoe slecht de sterrenhemel bij mij thuis is?

Daar bestaan een aantal testjes voor, hoewel er natuurlijk verschillende factoren zijn die de resultaten daarvan kunnen beïnvloeden. Als je wilt inschatten hoeveel lichtvervuiling er is, kan je zo’n test uitvoeren als er geen storend maanlicht is, dus op een maanloze nacht. Er mag uiteraard geen bewolking zijn, maar ook geen nevel en mist. Als er immers meer vocht dan gewoonlijk in de lucht hangt, gaat het effect van de lichtvervuiling veel groter zijn. Als je dan uiteindelijk een geschikte avond of nacht gevonden hebt, kan je de Cassiopeia-test doen. Die test kan je downloaden vanaf de website van de Werkgroep Lichthinder en geeft al een eerste indicatie. Het is de bedoeling aan de hand van een zoekkaartje een aantal sterren te situeren in het sterrenbeeld Cassiopeia en afhankelijk van het resultaat van de test kan je vervolgens de kwaliteit van je sterrenhemel in een tabelletje aflezen. In de buurt van Brussel zal de grensmagnitude 2,5 à 3 zijn, wat inhoudt dat je minder dan tien procent van de objecten zal kunnen zien die onder optimale omstandigheden met het blote oog zichtbaar zijn. Wie op sommige plaatsen in de Ardennen gaat waarnemen en over een stel goede ogen beschikt, kan een grensmagnitude halen van 5,5 à 6, en dan zitten om en bij de negentig procent van de objecten zichtbaar met het blote oog binnen jouw bereik. De resultaten van die Cassiopeia-test zijn natuurlijk ook sterk afhankelijk van de kwaliteit van de ogen van de waarnemers. Als je die test op verschillende plaatsen uitvoert, dan kan je voor jezelf bepalen welke locatie meer of minder last heeft van lichtvervuiling, maar als je gaat vergelijken met andere waarnemers, dan zal je merken dat de resultaten niet altijd overeenkomen.
Er is ook de intussen welbekende World Atlas of the Artificial Night Sky Brightness van de wetenschappers Cinzano, Falchi en Elvidge. De kaarten van die atlas zijn gebaseerd op satellietopnames, en geven een overzichtsbeeld van de aanwezige en hinderlijke achtergrondstraling. Op die manier is duidelijk te zien dat Vlaanderen baadt in het licht, uitgezonderd de Westhoek, dat het op dat vlak met de Ardennen veel beter gesteld is, en ook dat er in Noord-Frankrijk een heel donker hoekje te vinden is, een ideale locatie om eens te gaan waarnemen.
Met de Werkgroep Lichthinder zouden we graag binnen afzienbare tijd een project opzetten om een lichthinderkaart voor België op te stellen. De kaarten van Cinzano, Falchi en Elvidge zijn vrij algemene overzichtskaarten, en wij zouden dat graag meer gedetailleerd hebben. We zijn nu nog volop aan het nadenken over manieren om die lichthinderkaart op een zo objectief mogelijke manier te realiseren. Wellicht door gebruik te maken van digitale fotografie. We zullen in ieder geval ook beroep doen op alle gegadigden die zin hebben om samen met ons dit project te realiseren.

Ik popel nu al om daaraan te kunnen meewerken! Veel succes verder, Bruno, en dank voor het gesprek.
Interview afgenomen voor het tijdschrift Mira Ceti nummer 2, jaargang 2006

Nuttige Links