2003-02 MIRA Ceti sprak met... Tonny Vanmunster


Niet elke dag worden er vanuit Vlaanderen grootse astronomische ontdekkingen gedaan. Wanneer het ‘s nachts donker behoort te zijn laat zich immers in onze contreien het probleem ‘lichthinder’ duidelijk gevoelen. Het was dus wel degelijk belangwekkend nieuws toen op 18 december 2002 Tonny Vanmunster vanuit zijn persoonlijke sterrenwacht in Landen in een ver afgelegen sterrenstelsel een supernova ontdekte - de eerste maal trouwens dat zulks vanuit ons land gebeurde.

Via welke weg Tonny tot die ontdekking is gekomen, dat kan je in onderstaand interview lezen. Belangrijk nog om weten hierbij is dat hij als informaticaverantwoordelijke in een Leuvens technologiebedrijf over de nodige vaardigheden beschikt om zelf computerprogramma’s op maat te maken. Het automatiseren van zijn astronomisch opzoekingswerk was dus echt wel een kolfje naar zijn hand.

 

Tonny VanmunsterTonny, jij bent in 1961 geboren. Ik veronderstel dat de Amerikaanse maanreizen een rol hebben gespeeld in jouw belangstelling voor sterrenkunde?

 

Inderdaad. Die reizen naar en landingen op de Maan maakten op mij een onvergetelijke indruk. Ik begon over sterrenkunde te lezen en ben vrij vlug effectief gaan waarnemen, eerst met een verrekijker, nadien met een kleine vijf centimetertelescoop. Ook al was het een bescheiden instrument, het heeft mij alleszins goed vertrouwd gemaakt met onze noordelijke sterrenhemel. Aan het begin van de jaren 1970 heb ik als jonge kerel trouwens ook nog de JVS-kern Algol opgericht in Landen. Samen met de JVS-kern Procyon uit Sint-Truiden hebben wij veel vergaderd en allerlei waarnemingen gedaan. Al gauw begon ik mij daarbij op twee vlakken te specialiseren: meteoren en veranderlijke sterren.

Wat later kon ik beschikken over een elf centimeterkijker, maar in de jaren 1980 hield ik mij in de eerste plaats bezig met mijn studies, zodat sterrenkunde toch wel wat op het achterplan verzeilde.

 

Maar oude liefde roest niet.

 

Zo is het. Begin jaren 1990 begon de sterrenkundige microbe zich weer te manifesteren en ik kocht me een grote dobsontelescoop met een spiegel van 35 centimeter. De omgeving waar wij gebouwd hadden bleek een behoorlijke locatie te zijn om waar te nemen. Het enige wat mij hinderde was het telkens weer binnen en buiten sleuren van die zware telescoop. En daarom bouwde ik in onze tuin een kleine sterrenwacht. Het is een eenvoudige maar toch stevige constructie in hout met een afschuifbaar dak. Mijn sterrenkijker staat daar nauwkeurig in opgesteld, steeds klaar om op zoek te gaan naar allerlei astronomische objecten. Het is eigenlijk een jongensdroom die op die manier werkelijkheid is geworden.

 

Op welke wijze is jouw observatorium een onderdeel geworden van het Center for Backyard Astrophysics (CBA)?

 

Ik was tot de conclusie gekomen dat veranderlijke sterren mij op het gebied van waarnemen eigenlijk het meest boeien. Ik heb mij dan meteen gefocust op één bepaalde categorie veranderlijke sterren: de dwergnovae. Dat zijn sterren die af en toe eens oplichten en dan weer voor een heel lange tijd (zo goed als) onzichtbaar zijn. Ik wist dat rond die sterren nog niet veel onderzoek was verricht, en zo toog ik dus op zoek naar zeldzame dwergnovae. Ik memoriseerde zo’n 150 stukjes hemel waar zich dwergnovae schuil houden, zodat ik geen sterrenkaarten nodig had om het meteen te merken als er daar iets abnormaals gaande zou zijn. Elke waarnemingsavond opnieuw controleerde ik zorgvuldig die specifieke gebiedjes, en op die wijze heb ik toch redelijk wat dwergnovae in uitbarsting kunnen ontdekken.

Blijkbaar ben ik zo de aandacht beginnen trekken van beroepsastronomen. Op een bepaald moment stelde professor Joe Patterson van de New York Columbia University me voor om met andere amateurs en professionelen samen te werken. Ik kreeg daarvoor het gepaste materiaal ter beschikking: een nieuwe, krachtige kijker voorzien van een hoogkwalitatieve ccd-camera. Met behulp van die combinatie kon ik heel nauwkeurig de helderheidvariaties van de door mij geobserveerde dwergnovae in kaart brengen. In 1996 ben ik hiermee begonnen, en sindsdien zijn mijn astronomische activiteiten in een stroomversnelling terecht gekomen. Ik ben intussen gekend in dat milieu en heb vele contacten met buitenlandse amateurs en beroepsastronomen. Er zijn ook regelmatig gezamenlijke publicaties over recente bevindingen en ontdekkingen binnen ons onderzoeksdomein. 

Het Center for Backyard Astrophysics (CBA) probeert een wereldwijd netwerk uit te bouwen met waarnemingsposten verspreid over het ganse aardoppervlak, waardoor het mogelijk zou moeten zijn een zelfde object 24 uur op 24 te observeren. Maar zover staat het CBA momenteel nog lang niet: er zijn nog heel wat zones op de aardbol zonder waarnemingsposten, en het gebeurt ook regelmatig dat bestaande centra tegelijkertijd met een bewolkte hemel te kampen hebben. In dat geval is het uiteraard ook niet mogelijk een bepaald object continu te blijven volgen.  

Professor Patterson bezorgt zijn CBA-medewerkers om de één à twee weken een lijstje met objecten die zoveel mogelijk gevolgd dienen te worden, alsook de reden waarom dat nodig is. Er worden ook geregeld resultaten medegedeeld van voorbije waarnemingscampagnes. En elkeen kan ook eigen projecten vorstellen. Dat alles om het voor de medewerkers boeiend en zinvol te houden.  

 

De ccd-camera is bij dit soort werk een onmisbaar instrument geworden?

 

Zeker weten, maar het is voor een amateur-sterrenkundige een verscheurende keuze, hoor: blijf je voort visueel waarnemen, waarbij je de hemelobjecten ook effectief ziet, of opteer je voor opnames met een ccd-camera, waarbij je fraaie computerbeeldjes krijgt. Ccd heeft wel als groot voordeel dat je er de hele problematiek rond lichthinder mee kan  omzeilen. In de jaren 1970 kon je met amateur-kijkers van 30 centimeter een limiet halen van maximaal magnitude 14 of 15. Als je tegenwoordig een 25 centimeterkijker gebruikt in combinatie met een ccd, dan haal je zeker magnitude 18! Het is een echte revolutie die zich op dat vlak heeft voorgedaan met quasi onbegrensde mogelijkheden.

Persoonlijk meen ik dat er voor degelijk uitgeruste amateur-sterrenkundigen in ons land toch nog veel interessante dingen te doen zijn. Als je ziet hoeveel terrein er nog braak ligt, hoeveel soorten waarnemingen vanuit ons land nog nooit gepresteerd zijn, denk b.v. maar aan het ontdekken van nieuwe planetoïden of het meten van de transit van exoplaneten bij andere sterren, dan verbaast het mij toch dat niet meer waarnemers daarop focussen en proberen een dergelijke uitdaging tot een goed einde te brengen.

 

Over jouw uitdagingen gesproken, hoe ben jij uiteindelijk van dwergnovae bij supernovae terechtgekomen?

 

Toen ik in 1996 begon mee te werken aan het CBA gebeurde de hele bediening van mijn sterrenwacht en mijn telescoop nog manueel. Geleidelijk ben ik dan alles beginnen automatiseren. Met als resultaat dat al mijn waarnemingsactiviteiten momenteel zodanig geprogrammeerd zijn dat de kijker automatisch de gevraagde hemelobjecten volgt, er opnames van maakt, deze op de juiste plaats in het computergeheugen opbergt, en bovendien onderzoekt of er geen verdachte dingen te zien zijn op deze opnames. Mocht er ineens bewolking komen opzetten, dan gaat een alarm af. Je ziet: ik kan me dus rustig met andere activiteiten bezig houden terwijl mijn geautomatiseerd systeem voor mij aan sterrenkunde doet. En als ik wil kan ik vanuit de woonkamer het hele proces van a tot z volgen en eventueel ingrijpen waar het mij nodig lijkt.

Vorig jaar constateerde ik dat er in mijn waarnemingsprogramma toch redelijk wat gaten zaten, d.w.z. perioden van één of zelfs meerdere uren waarbij die of die bepaalde ster nog niet waarneembaar was, zodat er dus kostbare waarnemingstijd verloren ging. Aangezien alles toch geautomatiseerd verloopt leek het mij een uitdaging te zoeken naar supernovae. En uiteindelijk heb ik er dus ook één ontdekt.  

 

En welke strategie gebruik je bij de jacht op supernovae?

 

Je moet heel goed nadenken vooraleer je begint waar te nemen. Er zijn honderdduizenden sterrenstelsels waarin zich een supernova zou kunnen voordoen, je kan die uiteraard niet allemaal bestuderen. Misschien kan je er daarvan vijftienhonderd in je waarnemingsprogramma zetten. De kunst bestaat er dus in die vijftienhonderd sterrenstelsels te selecteren waarbij de kans het grootst is dat je vindt hetgeen je zoekt: een supernova.

Naast het zo goed mogelijk kiezen van je doelobjecten is het ook belangrijk te beschikken over een opstelling van telescoop en ccd waarbij je per waarnemingssessie zoveel mogelijk beelden kan nemen. Dat houdt in dat je moet automatiseren. Als je gewoon achter je instrumenten blijft zitten en ze telkens van het ene doelgebied naar het andere moet bewegen om opnames te maken, dan werk je misschien een uur of twee, drie per avond en dan is het gedaan. Met een geautomatiseerde opstelling kan de computer je instrumenten desgewenst de ganse nacht aansturen.

Maar bij mijn weten bestaat er geen kant en klare commerciële software om dat hele proces automatisch te laten verlopen, zodat je noodgedwongen zelf moet beginnen programmeren. Ik denk dat dit hetgeen is dat de meeste amateurs tegenhoudt om de weg van de volledige automatisering in te slaan.

Omstreeks het midden van vorig jaar was alles klaar om systematisch te beginnen zoeken naar supernovae. En ik heb toch zowat drieduizend opnames nodig gehad vooraleer ik er eentje te pakken had. Statistisch is dat niet zo goed gescoord, maar in het begin betaal je natuurlijk leergeld.

 

Voor een ongeoefend oog is het niet eenvoudig om tussen al de lichtpuntjes op die opnames meteen een nieuwkomer te ontdekken!

 

Toch gaat dat snel als je daar een beetje in geroutineerd bent en met een beetje oefening ken je de bewuste gebiedjes na korte tijd ongeveer uit het hoofd. Op een halve minuut analyseer ik een volledig beeldje. Als ik het beeld geanalyseerd heb en het lijkt me niet veel bijzonders, dan archiveer ik het. Of ik bewaar het als referentiebeeld met het oog op volgende waarnemingen. Staat er in mijn ogen iets verdachts op, dan neem ik zo’n referentieopname van een paar nachten geleden en vergelijk ik of laat ik de computer vergelijken. Ik kan dan ook via de computer een commando geven aan de sterrenkijker om dat bepaalde object nader te bekijken. Een laatste verificatie gebeurt wanneer ik via het internet in gespecialiseerde stercatalogi naar het bewuste object op zoek ga. Daar kan ik dan een heel gedetailleerd kaartje opvragen met een zeer grote grensmagnitude. En op basis daarvan kan ik dan bepalen of het verdachte object echt een vreemde eend in de bijt is of dat het er toch al was.

Ook die bewuste avond van 18 december was ik beeldjes aan het nakijken. Bij één welbepaalde opname merkte ik meteen dat er iets niet klopte. Er stond daar duidelijk een sterretje dat op vorige opnames niet te zien was. Ik veronderstelde eerst dat het om een planetoïde ging die toevallig door het beeldveld passeerde, maar na enig opzoekingswerk op het internet bleek dat niet het geval te zijn. Toen ging ik ervan uit dat het wellicht toch een supernova betrof. Op de webstek van het International Supernova Network waar alle ontdekte supernovae vermeld staan stond degene die ik meende ontdekt te hebben er ook niet tussen. Dus was het kwestie van confirmatie te krijgen. Ik contacteerde een bevriend koppel, Paul Van Cauteren en Patricia Lampens, uit Beersel. Zij houden zich ook met veranderlijke sterren bezig vanuit hun sterrenwacht, en zij hebben mij zeer snel kunnen bevestigen dat het inderdaad om een nieuwe supernova ging. Je moet dan een bepaald formulier gebruiken en een strikte procedure volgen om je melding aan de IAU (International Astronomical Union) kenbaar te maken. En dat moet werkelijk perfect gebeuren, anders bekijken ze niet eens wat je beweert ontdekt te hebben.

 

Wat volgde waren ongetwijfeld spannende momenten?

 

Zeker weten, mijn hart klopte dubbel zo snel als normaal. Soms duurt het één of twee dagen vooraleer men de vermeende ontdekking al dan niet kan bevestigen. Ik had evenwel geluk: een zekere Ron Arbour had de nacht voordien vanuit Engeland dezelfde supernova ontdekt. Zo wist men bij de IAU meteen dat het om hetzelfde object ging en kreeg ik al na een half uurtje een e-mail teruggestuurd met de melding dat het inderdaad een supernova betrof en dat ik me officieel co-ontdekker mocht noemen.

 

Hoe kan dat: twee ontdekkers bij één enkele supernova?

 

Normaal is degene die de supernova het eerst waarneemt de ontdekker. Tenzij iemand anders onafhankelijk daarvan diezelfde supernova ook ontdekt voordat de ontdekking ervan via een officieel telegram van de IAU wereldkundig is gemaakt. En dat is wat ik gedaan heb. Ik kon uiteraard niets weten van die kerel in Engeland toen ik de IAU berichtte over mijn ontdekking, en bijgevolg aanvaardden ze het dus als een onafhankelijke ontdekking Mocht ik mijn e-mail pas een halve dag later verstuurd hebben, dan was het te laat geweest, want dan zou het officiële IAU-telegram reeds vertrokken zijn.

 

Vanwaar de naam SN 2002jy?

 

SN staat uiteraard voor supernova. 2002 verwijst naar het jaartal waarin de supernova in kwestie ontdekt werd. En de lettercombinatie wijst op de zoveelste supernova dit dat jaar ontdekt werd: de eerste van dit jaar is 2003a, daarna komt 2003b, 2003c, enzovoort, tot men aan 2003z gekomen is. Dan gaat men verder met 2003aa, ab, ac, enzovoort. Je kan dus uitrekenen de hoeveelste supernova jy was in 2002.

 

Hoe evolueert SN 2002jy nu verder?

 

Na de gigantische helderheidstoename waardoor de ontplofte ster helderder werd dan het ganse sterrenstelsel waarvan ze deel uitmaakt volgt op korte tijd een spectaculaire terugval. Eerst zwakt de helderheid geleidelijk af in de loop van enkele weken, daarna gaat het heel snel en zie je de supernova van dag tot dag zwakker worden tot ze helemaal verdwenen is. Voorgoed.

 

Word jij als ontdekker door beroepsastronomen op de hoogte gehouden van eventueel wetenschappelijk werk dat i.v.m. SN 202jy verricht wordt?

 

Er zijn beroepsastronomen die contact houden en me informeren over mijn waarnemings- en hun studieobjecten. Maar er zijn er ook anderen die niets van zich laten horen, maar toch fraai wetenschappelijk onderzoekswerk presteren dankzij waarnemingen die ik uitgevoerd heb.

Voor wat SN 2002jy betreft zal dat zeker ook het geval zijn. Door spectraal onderzoek weet men intussen dat het gaat om een supernova van type Ia. Het is best mogelijk dat er over een half jaar een publicatie verschijnt waarin alles te lezen staat over deze supernova. Maar meer weet ik er momenteel ook niet van.

Nu, ik lig daar ook niet echt wakker van. Bovendien is het zoeken naar supernovae niet iets wat ik permanent wil doen, het is gewoon een boeiend tussendoortje.

 

Maar normaal gezien zullen er nog ontdekkingen van supernovae volgen?

 

Normaal wel. En begin januari was het terug bijna prijs: ik had er eentje, maar toen ik alles checkte en verifieerde bleek ze de dag voordien vanuit de VS ontdekt en door de IAU gemeld te zijn. Twee avonden later dacht ik er terug een te hebben, maar toen was het een planetoïde. Ik ga er in ieder geval toch vanuit dat ik in de loop van 2003 terug een supernova ontdek.

 

Alleszins veel succes met je verdere waarnemingsactiviteiten, Tonny, en hartelijk dank voor dit interview.