2000-03 MIRA Ceti sprak met... François Thijs


In het leven heb je van die mensen, boordevol goede ideeën, die constant plannen maken over hoe dit en dat zou kunnen gerealiseerd worden. Ze lopen voortdurend met hun hoofd in de wolken, en op de begane grond presteren ze weinig of niets.

Op MIRA loopt al geruime tijd iemand rond van wie je bezwaarlijk kan zeggen dat hij tot die categorie van mensen behoort. Dromen, daar houdt hij van, maar hij maakt die dromen ook waar. En niet alleen zijn eigen dromen, maar eigenlijk alle dromen die men hem van op MIRA voorlegt.

François Thijs is 67 jaar, van opleiding industrieel ingenieur. Hij is een pionier uit de computerwereld en sinds zijn pensionering op de sterrenwacht actief. Allerhande technische problemen heeft hij weten te verhelpen, en zovele verbeteringen aan toestellen en infrastructuur zijn van zijn hand.

Als MIRA in het weekend van 15, 16 en 17 september de deuren openzet om het grote publiek te laten kennismaken met de vernieuwde sterrenwacht, moet er weer een groot project klaar zijn: een grote, draaibare, interactieve sterrenkaart van 4 meter bij 4 meter, die de bezoeker wegwijs wil maken aan onze Vlaamse sterrenhemel. De drijvende kracht achter dit project ? U had het al geraden: diezelfde François Thijs.

 

Francois ThijsFrançois, jij bent een getogen, maar geen geboren Grimbergenaar ?

Ik ben een Limburger van in de buurt van Maastricht en woonde tijdens mijn jonge jaren op de boerenbuiten. In Hasselt heb ik gestudeerd aan de technische hogeschool en heb er het diploma van industrieel ingenieur elektromechanica behaald. Via mijn legerdienst in Vilvoorde heb ik de streek hier leren kennen. Het was toen ook de periode van Expo '58, en ik ben toen verscheidene keren komen kijken hoe men het klaarspeelde om al die indrukwekkende gebouwen, onder andere het atomium, daar te construeren. Nadien ben ik in Brussel blijven hangen, ik had immers werk gevonden in een computerbedrijf.

 

Computers stonden toen toch nog echt in hun kinderschoenen ?

Men sprak toen niet over computers, maar wel over mechanografie. Het was de tijd van de ponskaartmachines. Gedurende mijn professionele carrière heb ik dan heel de evolutie meegemaakt tot wat computers vandaag de dag geworden zijn: ultrasnelle elektronische toestellen met gigantische rekencapaciteiten.

Ik was dus technicus-informaticus, belast met het ontwerpen, beheren en onderhouden van mechanografische installaties. Ongeveer twintig jaar heb ik dat soort werk gedaan, samen met een heel team waarover ik de leiding had. In die periode ben ik zelfs een paar jaar in Parijs aan de slag geweest. Daarna heb ik een tiental jaar binnendienst gedaan in ons atelier voor de reparatie van alle computerapparaten.

Toen ik 56 jaar was kon ik met prepensioen gaan, en die gelegenheid heb ik niet laten voorbijgaan.

 

Een mooie leeftijd om het professionele leven vaarwel te zeggen. Nooit spijt van gehad dat je zo vroeg gestopt bent ?

Neen, hoewel ik de verdere evolutie in de computerwereld nog altijd volg en er nog altijd erg door geboeid ben.

Maar het waren niet alleen de toestellen zelf die snel veranderden, ook de mentaliteit van het cliënteel veranderde even snel.

De eerste twintig jaar dat er computers werden geplaatst, waren de klanten fier op hun modern materiaal en men betoonde ook veel respect voor de mensen die deze systemen installeerden en onderhielden.

Nu staan er overal zeer krachtige computersystemen, en die mogen geen seconde stilvallen. Als dat toch gebeurt is er groot alarm. Alles moet binnen de kortste keren terug aan de praat gebracht worden, desnoods wordt er per vliegtuig een specialist van aan de andere kant van de wereld bijgehaald. Men gaat bij belangrijke defecten altijd meteen zijn beklag doen bij de grote bazen, want er zijn immers steeds zware financiële belangen mee gemoeid. Zo is de werkdruk uiteraard veel groter geworden.

Computers zijn intussen ook wegwerpproducten geworden, want repareren en recupereren kost vaak meer dan nieuwe toestellen aan te kopen.

 

Pensioen betekent meer vrije tijd. Dacht je meteen aan MIRA om een deel van die vrije tijd nuttig te besteden ?

Ik ben wel graag bezig in huis en in de tuin, maar bij mijn pensionering ben ik gericht op zoek gegaan naar bezigheden waarbij ik mijn vrije tijd zo nuttig mogelijk zou kunnen doorbrengen. Op een keer zag ik een artikeltje waarin stond dat MIRA vrijwilligers zocht. En hoewel ik met mijn vrouw sinds begin jaren zestig in Grimbergen woonde, wist ik van MIRA niet veel meer dan dat het een volkssterrenwacht was.

En zo ben ik in 1990 bij MIRA terecht gekomen. Men dacht mij aanvankelijk allerhande administratieve werkjes te laten doen, maar toen ik vernam dat er een boel klachten waren over het aanwezige instrumentarium, leek het mij nuttiger mijn technische expertise vooral daarop te richten.

 

En men zag dadelijk in dat jouw technische vaardigheden voor MIRA heel belangrijk zouden kunnen zijn ?

De praktische kant van de zaak heeft me altijd geboeid en ik beschik over een jarenlange ervaring vanuit het beroepsleven.

Voordien was ik nooit met optiek bezig geweest. Maar als je geconfronteerd wordt met een bepaald toestel, ook al werkt het niet helemaal zoals het hoort, dan weet je dat je steeds kan terugvallen op een aantal principes. Het was nodig terug te grijpen naar de lessen natuurkunde van vroeger en me via de nodige lectuur wat in de optica te verdiepen.

 

Kan ook de eigenlijke sterrenkunde jou boeien ?

Ik herinner me van vroeger, in het verre Limburg, dat je 's nachts, bij helder weer, zonder problemen de Melkweg kon zien. Er waren altijd wel kenners die je de Grote Beer of een ander sterrenbeeld konden aanwijzen, maar verder ging bij mij de interesse toen niet. En ik moet zeggen, ik maak vandaag nog steeds geen jacht op dit of dat fenomeen aan de nachtelijke hemel. Maar toen ik als vrijwilliger bij MIRA begon, heb ik toch ook absoluut de theoretische cursus willen volgen. Dat was mijn eerste contact met die materie. En ik geef toe dat er een wereld voor mij openging: er zat blijkbaar een systeem in dat grote geheel, een systeem dat grotendeels te bevatten was. Aangezien ik nu toch in dat sterrenkundig milieu vertoefde en met mensen in contact kwam die daar erg mee bezig waren, vond ik voor mezelf dat ik daar ook het nodige moest van kennen.

Maar hele nachten opblijven om waar te nemen, daartoe kan ik mezelf niet bewegen. Zo ver gaat mijn passie voor sterrenkunde dus niet. Maar telkens ik hoor dat dit of dat apparaat hapert of niet doet wat het zou moeten doen, dan wil ik meteen aan de slag om uit te pluizen waar het schoentje knelt. Geef me gewoon wat tijd. En tijd is eigenlijk het sleutelwoord: alle problemen met toestellen op de sterrenwacht hadden immers altijd onrechtstreeks met tijd te maken. Ofwel was iemand vol enthousiasme aan het een of andere project begonnen, maar na een poos had die persoon dan dringender, vaak professionele zaken te doen, ofwel betrof het toestellen die vanuit de bedrijfswereld op MIRA terecht gekomen waren. In eerste instantie werkt alles, maar na een tijd duiken er onvermijdelijk mankementen op. Aangezien er op een sterrenwacht geen grote sommen geld te rapen vallen, laten die bedrijven je dan ook zitten met je problemen.  

Op zo’n moment is het belangrijk dat iemand zegt: voor mij is de tijd van geen tel, ik bekijk het eens rustig. Dat kan een tijdje duren, maar uiteindelijk komt er een oplossing uit de bus. Bij de heliostaat b.v. heeft het wel drie maanden geduurd.

 

Wat waren de problemen bij de heliostaat ?

Iedereen was voortdurend aan het klagen over de heliostaat. Het was onmogelijk om ongehinderd zonnewaarnemingen te doen, en bij rondleidingen was het ook moeilijk de werking van het toestel juist uit te leggen. Bij elke projectie van de zonneschijf trok het beeld immers schuin weg. Waarschijnlijk heeft men nooit goed duidelijk kunnen maken aan degenen die de heliostaat geconstrueerd hebben, vakmensen in een of nader atelier, volgens welke principes het toestel zou werken, waar men speciaal diende op te letten opdat alles goed zou functioneren.

Ik ben daar lang mee bezig geweest: observaties overdag, observaties ’s nachts ook, om te leren hoe je een telescoop juist moet opstellen, wat de functie van de hemelpool is in het geheel, en al dat soort zaken. Toen heb ik  het hele toestel gedemonteerd en mee naar huis genomen om in mijn atelier in alle rust te kunnen nagaan waar de fout zat. Nadat ik alles grondig uitgemeten had, bleek er inderdaad een afwijking te zitten in het hele concept, en die heb ik dan uiteraard gecorrigeerd.

Maar ik herhaal, alleen iemand die tijd heeft en daar zijn tijd wil aan spenderen, kan tot zulke resultaten komen. Alle kijkers en telescoopkoepels zijn intussen de revue gepasseerd, en alles wat bleef haperen is hersteld.

 

Jij hebt ook een Dobson-telescoop gebouwd voor de sterrenwacht ?

Ja. Toen dat type telescoop op de markt kwam, wou men er op MIRA ook een, gezien de vele kwaliteiten van dergelijke telescopen. Er was een spiegel met een diameter van 30 cm beschikbaar, en rond die spiegel heb ik een Dobson-telescoop gebouwd. Buiten het slijpen van de spiegel heb ik alles zelf gedaan. Toen het toestel klaar was, hebben de experts van MIRA hem gekeurd en goed bevonden. Er werden nog een paar verbeteringen gesuggereerd, en zo is hij een nog beter waarnemingsinstrument geworden.

 

François, hoe zie jij de toekomst van MIRA aan de vooravond van de opening van de vernieuwde sterrenwacht ?

Ik heb in de loop van de jaren wel een bepaalde kijk op de zaak ontwikkeld.

Ik ben vrij, en vandaar vrij-williger. Op MIRA heb ik een soort technische uitdaging gevonden, en die maakt het voor mij zeer zinvol om naar de sterrenwacht te komen. Door MIRA te leren kennen, ben ik me ook gaan interesseren voor andere sterrenwachten of organisaties die met astronomie en aanverwanten te maken hebben. Het interesseert me dan om te zien wat die te bieden hebben aan het publiek en hoe men er de dingen presenteert, hoe ze gemaakt zijn, en dergelijke. Altijd vanuit het idee: dat zouden we eventueel ook op MIRA kunnen verwezenlijken.

De uitbreidingswerken aan de sterrenwacht openen nieuwe perspectieven. Maar het gebouw op zich is niet de attractie, maar slechts de verpakking.

De mensen die MIRA bezoeken moeten alleszins het gevoel hebben dat alles wat wij hen te bieden hebben dicht bij hen staat. Daarom zijn de rondleidingen, waarbij het directe contact, de menselijke aanpak centraal staat, heel belangrijk. Dialoog, eventuele discussies, vragen allerhande zorgen voor een gevoel van betrokkenheid, dat niet kan geëvenaard worden door moderne, technologische hoogstandjes, videoprojecties, speciale effecten, enzovoort. Het menselijke contact is van wezenlijk belang, dat is het prachtige aan MIRA, dat is de ziel van MIRA, en mag met de nieuwbouw niet verdwijnen.

 

Ten slotte nog iets over de grote sterrenkaart, die één van de trekpleisters van de vernieuwde sterrenwacht moet worden ?

Het idee gaat terug op een gelijkaardige sterrenkaart die in de jaren tachtig door mensen van MIRA vervaardigd werd. De kaart van toen kon men demonteren, en ze werd dan ook op verschillende locaties opgesteld. 

Samen met de nieuwbouw ontstond het idee om een gelijkaardige kaart vast op te stellen in de voordrachtzaal van MIRA. Maar we staan op de drempel van een nieuw millennium, en technisch is er de laatste jaren wel het een en het ander veranderd, zodat er nieuwe mogelijkheden waren bij het realiseren van dit project. Zo is de sterrenkaart deze keer volledig draaibaar, en binnen afzienbare tijd zou het besturingssysteem draadloos kunnen functioneren. In de voorbereidingsfase is er driftig gedebatteerd over welk soort projectie we zouden toepassen, hoe de sterren dienden voorgesteld te worden, volgens welk procédé ze tot lichten gebracht konden worden, enzovoort. Het is alleszins de bedoeling om aan het publiek een bruikbaar en wetenschappelijk verantwoord instrument aan te bieden. Maar het moet ook een instrument zijn dat mogelijkheden biedt om verder te evolueren volgens de noden van de gebruikers en van de tijd.

 

Wij kijken met belangstelling uit naar de verdere evolutie van dit project. Bedankt voor het interview.